Verzoend maar niet veranderd?

Gepubliceerd op 12 april 2022 om 14:17

Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen. En dit alles is uit God, die door Christus ons met Zich verzoend heeft en ons de bediening der verzoening gegeven heeft, welke immers hierin bestaat, dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen, en dat Hij ons het woord der verzoening heeft toevertrouwd. (2 Kor.5:17-19)

Uit vers 19 in het bovenstaande vers wordt met name uit de zinsnede `dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen,` wel eens de volgende conclusie getrokken: Omdat God de wereld verzoend heeft zal God de wereld niet meer bestraffen, immers Hij rekent de overtredingen niet langer toe.

Maar klopt dit? Als je alleen al het boek Openbaring leest, dan zie je dat God wel degelijk zal oordelen over de overtredingen van de wereld. En ook de apostel Paulus is hier duidelijk over. Als het waar zou zijn dat God de overtredingen van de wereld niet meer toerekent, hoe kan hij dan zeggen: in uw weerbarstigheid en onboetvaardigheid van hart hoopt gij u toorn op tegen de dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods, die een ieder vergelden zal naar zijn werken (Rom.2:5-6)?

Niet toerekenen wil toch zeggen: je hebt wel kwaad gedaan, maar je wordt er niet langer voor gestraft, want het wordt je niet toegerekend!  Spreekt de Bijbel hierin zichzelf dan tegen? Nee, dat lijkt me niet.

Als we 2 Kor.5:19 wat nauwkeuriger lezen dan valt in eerste instantie het volgend op: je zou verwachten dat Paulus zou schrijven: door haar (=de wereld) haar overtredingen niet toe te rekenen. In het Nederlands is het woord wereld namelijk een vrouwelijk enkelvoudig woord. In het Grieks is het een mannelijk woord, maar eveneens in het enkelvoud.

Om het wat te verduidelijken heb ik een eigen vertaling van vers 19 gemaakt. Je kunt het vers ook als volgt vertalen: Terwijl God in Christus de wereld tot zichzelf verzoenend was rekende Hij hen de overtredingen niet toe.  

Wanneer verzoende God de wereld met zich? Toen Jezus Christus zijn bloed stortte op het kruis van Golgotha. Wanneer rekende God de overtredingen niet toe? Ook op datzelfde moment, namelijk toen Jezus Christus gekruisigd werd.

Het lijkt mij dan ook voor de hand liggen dat het woord hen niet verwijst naar wereld maar naar hen die Hem kruisigden. Jezus bad voor hen en zei: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen (Lukas 23:34, zie ook Jesaja 53:12). Zou de Vader dit gebed van zijn Zoon niet verhoord hebben? Terwijl Jezus gekruisigd werd, terwijl God de wereld verzoende door het bloed van zijn Zoon, werden de overtredingen van hen die Hem kruisigden niet toegerekend.

Maar God heeft toch de wereld verzoend? We moeten oppassen om hier niet te willen inlezen wat wij graag zouden willen lezen. Je kunt hier niet lezen: “Gelukkig, God heeft de wereld verzoend, God zal nooit meer toornen want Jezus heeft alles volbracht!” Nee, bij iedere uitleg van Bijbelteksten moeten we kijken naar de context, de omliggende teksten. Hierbij valt het op dat Paulus in vers 11 begint met de woorden: Daar wij dan weten, hoezeer de Here te vrezen is, trachten wij de mensen te overtuigen (2 Kor.5:11). In de tekst die voorafgaat legt Hij uit waarom de Here te vrezen is:

Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.

Eigenlijk zegt hij: vergeet niet dat je verantwoording zal moeten afleggen voor je daden! En hierbij zal hij in overeenstemming met zijn overige brieven ook gedacht hebben aan toorn over het kwaad. Verdrukking en benauwdheid (zal komen) over ieder levend mens, die het kwade bewerkt, eerst de Jood en ook de Griek (Rom.2:9). En hierbij houdt God er geen lievelingetjes op na. Immers: Want er is geen aanzien des persoons bij God (Rom.2:11).

Kortom het komt er op neer, dat als je niet verzoend bent met God, en dit wil zeggen: als je niet leeft in een herstelde relatie met Hem, dan zal de toorn van God over je zonden volgen. De Here is dan ook te vrezen. Zoals de schrijver van de Hebreeënbrief schrijft: Vreselijk is het, te vallen in de handen van de levende God! (Hebr.10:31). Als je het Griekse woord vreselijk (foberon) nader onderzoekt dan krijg je betekenissen als: vrees inboezemend, vreselijk, verschrikkelijk, ontzettend, gevaarlijk. Nee, dat zijn geen woorden om vrolijk van te worden.

Toch leert de Bijbel ons om niet te vrezen! Bij een gelovige hoort geen vrees meer aanwezig te zijn. Zo schrijft Johannes het: Hierin is de liefde bij ons volmaakt geworden, dat wij vrijmoedigheid hebben op de dag des oordeels, want gelijk Hij is, zijn ook wij in deze wereld. Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit want de vrees houdt verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde (1 Joh. 4:17-18)

Angst voor het oordeel en angst voor straf horen bij een gelovige niet meer aanwezig te zijn. Maar, dan moet je wel de woorden van Paulus uit 2 Kor.5:20 ter harte nemen: Wij zijn dus gezanten van Christus, alsof God door onze mond u vermaande; in naam van Christus vragen wij u: laat u met God verzoenen.

Paulus vermaant (letterlijk staat hier: smeekt!) de gemeente: laat u verzoenen!

Uit de rest van de brieven aan de Korintiërs blijkt dat velen een leven leidden dat alles behalve getuigde van verzoening. Oftewel: binnen de gemeente waren mensen die eigenlijk niet geloofden in de verzoening. Als zij dit namelijk wel hadden gedaan, hadden zij ook een andere levensstijl aangenomen. Dan hadden zij geleefd in een herstelde relatie met God.

Maar Paulus moest de gemeente schrijven: Ik vrees, dat, als ik weer kom, mijn God mij bij u verootmoedigen zal en dat ik zal hebben te treuren om velen van hen, die vroeger in de zonde geleefd hebben en nog niet tot berouw zijn gekomen over de onreinheid, hoererij en ontucht, die zij gepleegd hebben (2 Kor.12:21).

Nog niet tot berouw gekomen, dat wil zeggen: ze hadden zich nog niet bekeerd. Onbekeerde gemeenteleden. Oftewel: nog niet verzoend. Immers het leven in zonde betekent vijandschap tegen God (Rom.8:7). Waar echter verzoening is verdwijnt de vijandschap.  Paulus smeekt hen die nog niet verzoend zijn: laat u verzoenen!

Ik besef dat dit alles wat ik schrijf minder aangenaam in de oren klinkt. Horen we niet liever de boodschap van de onvoorwaardelijke liefde? De liefde die overtredingen niet toerekent en waarbij God niet langer spreekt over zonde?  We moeten ons dan echter afvragen: willen we op dit punt ook echt de Bijbel naspreken? De Bijbel waarin telkens weer de nadruk wordt gelegd op geloof, bekering, een nieuwe levensstijl, vrucht, volharding?

Nee, je kan de verzoening niet claimen zonder jezelf te laten verzoenen. Als je je laat verzoenen zeg je tegen de Here: Deze vijandschap in mij, Here, dat wil ik niet meer. Ik wil aanvaarden dat het verzoenend bloed van Jezus afrekent met mijn zonde. Voortaan weet ik mijn oude mens met Hem gekruisigd en leef ik als een nieuwe schepping in Hem. Ik aanvaard de verzoening, ik aanvaard het kruis waaraan elke vijandschap gedood is.

Om in Zichzelf, vrede makende, de twee tot een nieuwe mens te scheppen, en de twee, tot een lichaam verbonden, weder met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft (Efeze 2:15b-16)

 

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn, tenzij anders aangegeven, ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, 1951.