De brief aan de Romeinen, het evangelie van God

Gepubliceerd op 30 augustus 2021 om 15:28

Een heel belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van de kerk, is de Reformatie.  Datgene wat  zo’n vier eeuwen geleden gebeurde, is niet alleen van belang geweest voor de kerk in het verleden, maar heeft nog altijd belangrijke gevolgen, ook voor ons vandaag. Want datgene waar de Reformatie om draaide is uiteindelijk  van grote invloed op ons persoonlijk geloofsleven. Zoals het het geloofsleven van de Reformatoren diep persoonlijk raakte zo raakt het ook ons nog altijd.

En wij kunnen hierbij denken  aan Maarten Luther. Het was niet zomaar, niet voor zijn plezier, dat hij de strijd aanging met het geestelijke gezag binnen zijn kerk. Nee, Luthers conflict met het kerkelijk gezag was uiteindelijk de vrucht van een innerlijke strijd waar hij in zijn leven doorheen was gegaan. 

Want voor zijn grote omkeer werd Luthers leven beheerst door één grote vijand waar hij maar geen overwinning over kon behalen. Namelijk: de angst voor God. De angst voor een rechtvaardige God, die hem veroordeelde, en waartegenover hij zich schuldig voelde vanwege zijn zonden. En met die angst kon hij niet leven. Het drukte op hem. Het maakte hem depressief.  Wat hij ook probeerde. Hoe hij ook zijn best deed voor God. Ook al ging hij het klooster in. Ook al was hij trouw aan zijn kerk. Van de angst kon hij niet afkomen ……totdat hij het verlossend woord ontdekte. En zijn ogen open gingen voor Gods aanvaarding  en liefde voor hem persoonlijk. Een liefde die geen voorwaarden stelt. Maar die je mag ontvangen van God. Voor niets. Door geloof alleen.

En Luther is niet de eerste geweest die  in zijn leven deze ontdekking heeft gedaan. In ieder geval is er één geweest die hem is voorgegaan. En dat is de apostel Paulus. Hij kwam tot dezelfde ontdekking als Luther, al was de manier waarop wel anders.

Want over angst lezen we niet zoveel in het leven van Saulus, voordat hij Paulus heette.  Bij hem was het eerder andersom. Hij voelde zich helemaal niet zo schuldig. Want als nauwgezet Farizeeër deed hij  zijn uiterste best,  om zich aan Gods wet (inclusief toegevoegde regels) te houden, tot in de kleinste details. En voor zijn gevoel lukte het hem wel aardig. Van de Messias die Jezus heette wilde hij dan ook niets weten. Want een Redder dacht hij niet nodig te hebben. Integendeel, zo kunnen we nalezen in het boek Handelingen. Hij ging rond, en liet de christenen uit hun huizen slepen om hen gevangen te zetten. Hij verwoestte letterlijk de gemeente van Christus.  

Maar, terwijl hij zo bezig was met zijn vervolging van de christenen, gebeurde daar die plotselinge omwenteling in zijn leven.  Op de weg naar Damascus, ontmoette hij Jezus, en gingen zijn ogen open voor wie hij zelf werkelijk was. Want voor het eerst in zijn leven zag hij zichzelf in Gods licht.  En vanaf dat moment ontdekte ook hij,  dat zijn gehoorzaamheid aan de wet hem niet voor God rechtvaardig maakte. Voortaan wist hij: er is er maar één die mij kan rechtvaardigen voor God. Christus alleen. En over die belangrijke ontdekking in zijn leven, schrijft hij uitgebreid in de brief aan de Romeinen.

Een brief die voor een groot deel gaat over mensen die met datzelfde probleem te maken hebben in hun leven. Want met name in de eerste hoofdstukken heeft  Paulus het  regelmatig  over zijn volksgenoten. Zij die horen bij het uitverkoren volk Israël. Zij die het van de wet verwachten in hun leven. Zij die hun uiterste best doen, om door hun eigen pogingen en inspanningen  trachten met God  in het reine te komen. Maar Paulus maakt duidelijk dat het tevergeefse pogingen zijn. In het derde hoofdstuk komt hij dan ook tot de radicale conclusie: uit werken der wet zal geen vlees voor God gerechtvaardigd worden, want de wet doet zonde kennen. (Rom.3:20)

En tegenover dat onvermogen van de mens. Tegenover die frustratie van het proberen maar telkens weer falen, maar ook tegenover de zelfvoldane eigengerechtigheid,  stelt Paulus het bevrijdende woord van het evangelie. En dat bevrijdende woord is voor hem dermate belangrijk, dat hij er niet over kan zwijgen. Hij begint er al direct mee in het eerste hoofdstuk: Paulus een dienstknecht van Christus Jezus, een geroepen apostel, afgezonderd tot verkondiging van het evangelie van God (Rom.1:1)

Het evangelie van God. Het zijn woorden waar we misschien gemakkelijk over  heenlezen, omdat we ze misschien al zo vaak gehoord hebben. Als een afgesleten muntje wat van hand tot hand gaat. En waarvan de glans, die het had toen het nog nieuw was helemaal verdwenen is. Maar vandaag wil ik proberen het muntje weer wat op te poetsen, en de oorspronkelijk glans weer een beetje naar boven te halen. Want die drie woorden: evangelie van God zeggen ons meer dan we misschien vermoeden.

Paulus zegt hier eigenlijk: mensen,  dat wat ik jullie vertel, is niet een verhaaltje wat ik zelf, of één of andere verlichte geest verzonnen heeft. Het is niet een verhaal zoals de verhalen die mensen vertellen,  hoe mooi en interessant ze ook zijn.  Nee, wat ik jullie vertel is evangelie van God. Het komt bij God vandaan. En niet van de mens, en daarom heeft het zeggingskracht, ook in jullie persoonlijk leven. 

Maar, zo vragen we ons misschien af:  waar haalt Paulus het recht vandaan om zo te spreken. Waar haalt hij het recht vandaan om te denken dat God aan zijn kant staat? Op die vraag geeft hij eigenlijk al direct antwoord aan het begin van  zijn brief:  Paulus, een dienstknecht van Christus Jezus, een geroepen apostel. 

Hij schrijft zijn brief niet namens zichzelf. Niet omdat hij andere mensen wil winnen voor zijn waarheid. Maar hij schrijft zijn brief als dienstknecht van Christus, door wie hij geroepen is als apostel. En letterlijk staat hier in de Griekse tekst: een slaaf van Christus Jezus. Hij spreekt namens zijn Heer.  En omdat hij zijn Heer wil gehoorzamen, wil hij ook alles verkondigen en schrijven wat hij verkondigen moet. Daar had hij alles voor over, dat blijkt wel uit de berichten die we kunnen nalezen in het boek Handelingen. Gevangenschap, ontberingen, martelingen, hij had het allemaal over voor het evangelie van God.

En wij als gelovigen kunnen hier het één en ander van leren. Want waar halen we het recht en de moed vandaan een boodschap uit te dragen in de wereld waarin wij leven? Is het niet een tikkeltje hoogmoedig om te denken dat wij anderen iets zouden kunnen leren? Alsof wij het wel zouden weten en anderen niet? Hebben we wel iets namens God te vertellen? Je kan deze vraag zowel met een neen, als een ja beantwoorden. 

Want als het zou  afhangen van onszelf met onze eigen meningen en opvattingen over geloven, dan kan je je afvragen of we inderdaad wel wat aan anderen te vertellen hebben. Want wie zegt ons dat we het bij het rechte eind hebben? Neen, uit onszelf zouden we de moed niet hebben om iets namens God te vertellen. Maar Paulus laat het daar niet bij. Want er is iets dat sterker is dan onze eigen menselijk onvermogen. Er is iets waar je wèl van op aankunt, en wat je wèl in staat maakt namens God te spreken. En dat heeft te maken met de manier hoe Paulus de gemeente in Rome aanspreekt.  Het is Gods roeping (zie vers 1, en vers 6)

In het zesde vers spreekt hij zij toehoorders aan als: geroepenen van Jezus Christus.  Hij gaat zelfs nog verder: geliefden Gods, geroepen heiligen (vers 7).  Het is niet zo dat je jezelf een opdracht geeft om aan anderen eens iets interessants te vertellen. Nee, het is Christus zelf die je roept. Iets wat overigens al tot uitdrukking komt in het  Griekse woord wat  wij vertalen met gemeente. Wat letterlijk betekent: uit-geroepen. Je bent geroepen, uit de wereld. Zoals Paulus werd geroepen uit zijn volk. En als gevolg van je roeping ben je heilig.

Niet in de zin dat je een bepaald niveau  van volmaaktheid bereikt hebt of beter bent dan anderen.  Maar heilig in de betekenis van apart gezet voor God. Zijn eigendom.  Om door God, voor zijn taak, gebruikt te worden.  Zoals al het gerei in de tempel heilig was, omdat het enkel bestemd was voor God en zijn dienst. En dat alles  geldt voor ieder die zich in zijn leven verbonden mag weten met Christus. Ieder die deel uitmaakt van de gemeente, de kerk, de geroepenen uit alle volken. Aan hen heeft  God zelf een boodschap toevertrouwd die namens Hem verkondigd mag worden. 

En die boodschap, dat evangelie  is kostbaar, waardevol, heeft gezag. In de eerste plaats omdat het bij God vandaan komt. Maar in de tweede plaats is het evangelie ook zo kostbaar vanwege  de inhoud.  Want in het evangelie draait ten diepste om maar één ding: Gods Zoon. Je kan het zelfs nog wat duidelijker zeggen: haal je Zoon weg uit het evangelie, dan heb je geen evangelie meer over. Hij is de spil waar het om draait.

Want Hij zelf, Christus is het antwoord op de vragen waar zowel Luther, als  Paulus en menig ander mee worstelde in zijn of haar leven. Hoe kan ik door God aanvaard worden? Door Christus.  Hoe kan ik God ontmoeten? Door Christus. Waar vind ik vrede en gerechtigheid? Bij Hem. Waar vind ik liefde en kom ik tot rust? Bij Hem.

Paulus begint in zijn brief dan ook al direct met uit te leggen wie Hij, om wie het allemaal draait, eigenlijk is, in het derde vers: Gesproten uit het geslacht naar David naar het vlees, maar naar de geest der heiligheid door zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zoon te zijn in kracht (Rom.1:3)

Hij is Zoon van David. Maar ook Zoon van God.  Als Zoon van David werd hij geboren, als baby, groeide hij op en leefde hij als mens op aarde. Maar diezelfde mens, bleek meer te zijn dan zomaar een mens. En het bewijs werd daarvoor geleverd. Zijn opstanding uit de doden. Daardoor is het duidelijk geworden voor iedereen: Jezus is Gods Zoon.

God heeft een Zoon. En dat éne bericht maakt dat je hele ervaring  met God kan veranderen. Want hoe kan je leven met een God die voor jou altijd de grote onbekende blijft? Hoe kan je leven met een God met wie je geen relatie kan aangaan maar die je alleen maar zijn wetten oplegt, waarvan het bij voorbaat al is uitgesloten dat je ze kan gehoorzamen? Hoe kan je leven met een God waarvoor je altijd bang moet zijn? Omdat je toch alleen maar tekort schiet?

Maar God gaf zijn Zoon. En dat verandert de hele kijk op de dingen. Want door de Zoon, werd God mens, en kwam Hij dichtbij en gaf Hij aan mens wat nodig was om de relatie te herstellen. Rechtvaardiging voor God. Dat is de kern van de goede boodschap, de kern van het evangelie.  De goede boodschap die vrede sticht en verzoening brengt, tussen God en de mens.

 

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands Bijbelgenootschap,  1951.