Het nieuwe jaar is bijna aangebroken. Tijd voor de goede voornemens! Wie kent ze niet? We nemen ons voor om in het nieuwe jaar iets niet meer te doen, of juist wel. Vanaf 1 januari stop ik met roken! Of……vanaf 1 januari ga ik gezonder eten! Misschien hebben we wel een geestelijker voornemen. Vanaf 1 januari ga ik meer in mijn Bijbel lezen. Of….vanaf 1 januari ga ik meer bidden. Of……vanaf 1 januari ga ik eraan werken dat ik deze zonde niet meer doe!
We nemen het voor, doen beloftes, en met alle kracht die in ons is proberen we ons aan de beloften te houden. En bij sommigen lukt het. Zij kunnen zich dan aan het einde van het nieuwe jaar een schouderklopje geven. Dat heb ik toch mooi voor elkaar gekregen! Dat heb ik allemaal te danken aan mijn eigen wilskracht!
Toch lijkt zo`n resultaat meer een uitzondering te zijn, dan de normale gang van zaken. Hoeveel goede voornemens stranden er niet reeds in de eerste maand van het nieuwe jaar? En je vraagt je af: hoe zou dat toch komen dat mensen zich doorgaans niet aan hun goede voornemens kunnen houden?
Ik sprak hierboven al over de wilskracht waardoor het iemand wèl lijkt te lukken. Het lijkt er op dat als je echt iets wilt, dat het dan ook lukt! En zit hem daar niet vaak het probleem? We willen ons wel aan onze beloften houden, maar verlangen diep in ons hart geheel iets anders! We willen God gaan gehoorzamen, maar eigenlijk gaan we liever de bloemetjes buiten zetten. We willen meer gaan omzien naar onze medemens, maar eigenlijk interesseert het ons weinig hoe het met onze medemens gaat. We willen meer met de Bijbel en met het gebed gaan bezighouden, maar eigenlijk hebben we er helemaal geen zin in, en vragen we ons af wat het nut ervan is.
Soms lijkt het erop alsof we in een spagaat leven. Een soort gespleten bestaan. Onze christelijke voornemens willen de éne kant op, en ons vlees de andere kant en op de één of andere manier lijkt ons vlees telkens te winnen.
En toch….alsof we daar niks uit leren hebben we ieder jaar opnieuw weer die goede voornemens. Je zou toch zeggen: als het iedere keer mislukt, dan doe je dat toch niet meer? Nee we lijken ons lesje maar niet te leren.
Toch denk ik dat de Bijbel ons een uitweg toont. Het heeft te maken met eerlijke zelfkennis. Hiermee bedoel ik dat we eerlijk worden over hoe we als mens in elkaar zitten. En deze eerlijkheid kan de eerste stap zijn op de weg naar de bevrijding.
In een eerdere overdenking (17 Nov. 2020) over Romeinen 7 schreef ik al hoe de apostel Paulus tot inzicht kwam. Ook hij ontdekte de spagaat waarin hij leefde. Aan de éne kant wilde hij God gehoorzamen, maar aan de andere kant ook weer niet. En die kant leek het telkens te winnen in zijn leven. Uiteindelijk roept hij uit dat hij zelf slechts een ellendig mens was die de verlossing door Jezus Christus nodig had. Dat mag voor ons een les zijn.
Een les die we maar moeilijk lijken te leren. Jaar in jaar uit, goed voornemens, en vervolgens jaar in jaar uit die telleurstelling dat het maar niet lukt. Het klinkt misschien vreemd…..maar misschien zijn we nog niet diep genoeg gezonken om te beseffen dat we het zelf niet kunnen! Immers, zolang we (in ieder geval naar de buitenwereld toe) ons nog als brave welwillende mensen gedragen, geloven we nog in ons eigen kunnen en eigen goedheid. En natuurlijk bestaan er mensen die door hun eigen wilskracht enorme (ook goede) prestaties kunnen leveren. Maar zij zeggen misschien wel, net als de Farizeeër in Lukas 18:11:
O God, ik dank U, dat ik niet zo ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tollenaar
De Farizeeër was echter blind voor zijn eigen zonde, namelijk de hoogmoed. Nee hij geloofde in zichzelf, in zijn eigen kunnen. Als hij goede voornemens had, dan lukte het hem ook!
God wijst ons echter een heel andere weg. Het is de weg van vertrouwen op wat Hij kan en wil doen in ons leven. Niet langer vertrouwen op onszelf, maar op Hem. Soms ontdekken mensen dit pas als zij helemaal aan het einde van hun latijn zijn gekomen. Dan zeggen zij: ik doe geen goede voornemens meer, want het lukt me toch niet. Het is het moment van eerlijk toegeven dat onze wil verdeeld is. Aan de éne kant willen we God gehoorzamen, maar aan de andere kant vinden we de zonde toch wel aantrekkelijk. Veel van onze christelijke activiteiten doen we misschien wel voor de buitenwereld, of omdat we ons moreel verplicht voelen, maar eigenlijk zijn we er met ons hart niet bij. We zijn als drenkelingen die onszelf proberen te redden. Bij voorbaat tot mislukken gedoemd.
Als wij de weg van God willen gaan, is de eerste stap: eerlijk zijn over onszelf. Toegeven dat we innerlijk verdeeld zijn, en dat we wel willen maar eigenlijk ook weer niet. Dat we ontdekken dat we met ons gespartel onze Redder alleen maar in de weg zitten. Ik noem dit: overgave. Je geeft de leiding over je leven over aan Hem. Here, ik kan het niet. Ik doe ook geen goede voornemens meer! Het lukt me toch niet. Ik geeft het toe dat ik innerlijk verdeeld ben. Wilt U mij heel maken? Wilt U in mij werken dat ik met geheel mijn wezen verlang om u te gehoorzamen? Dan is het niet langer Ik, maar Christus in mij.
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands Bijbelgenootschap, 1951.