Het verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie, en dat is geen evangelie. (Gal.1:6-7a)
Boven de perikoop van Gal.1:6-10 (zie https://debijbel.nl/) hebben in de NBG-vertaling, 1951, de vertalers de volgende titel geplaatst: Er is maar één evangelie. De titel wil zeggen dat er maar één evangelie is waardoor wij behouden kunnen worden. Het evangelie waarvoor Paulus zich niet schaamde zoals hij schrijft in Rom.1:16: Want ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek.
De reden waarom Paulus aan de gemeenten in Galatië schreef, is een ernstig probleem. Het probleem omschrijft Paulus met de woorden: Het verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie, en dat is geen evangelie.
Het was een probleem dat niet slechts in één gemeente speelde. Het probleem speelde in de gemeenten, meervoud. Immers Paulus schrijft aan gemeenten te Galatië (Gal.1:2), een heel gebied dat lag in het huidige Turkije. Het was dus een algemeen verspreid probleem, en dat probleem is ook nu nog, in onze tijd, algemeen verspreid.
De Galaten dwaalden af en Paulus wilde hen weer op het rechte pad brengen. De afdwaling bestond hierin dat zij zich lieten verleiden door een ander evangelie dat in wezen geen evangelie was. In de gemeenten waren mensen opgestaan die tegen de gelovigen zeiden dat zij om behouden te kunnen worden zich moesten laten besnijden en zich volledig aan de wet van Mozes moesten houden.
Wie mijn overdenkingen regelmatig leest, begrijpt inmiddels dat ik de wet van Mozes (de Thora) van grote waarde acht, ook in de dagelijkse praktijk van het geloofsleven. Immers als wij tot geloof komen wordt Gods wet door de Geest in ons hart geschreven (2 Kor.3:3) Met de Psalmist belijden we: Hoe lief heb ik uw wet! (Psalm 119:47) De wet is echter nooit een middel om voor God gerechtvaardigd of behouden te worden!
Dat is namelijk in strijd met het ware evangelie, immers de term evangelie betekent niets anders dan: goede boodschap. En als je redding afhankelijk is van het houden van de wet van Mozes dan is het niet langer een goede boodschap. Waarom niet? Omdat je als je probeert door het houden van de wet rechtvaardig te worden, je altijd tekort zult schieten. Immers Gods gebod is heilig, volmaakt en goed, en wij zijn dat niet (Rom.7:12). En dan voel je je schuldig, veroordeeld. En dat is geen goed nieuws maar slecht nieuws.
Misschien denken we wel: waar maakt Paulus zich tot druk over? Laat ieder toch in zijn waarde. Wat maakt het nou uit of er een ander evangelie verkondigd wordt? Laat ieder toch zijn eigen waarheid houden. Deze manier van denken is typisch voor de tijd waarin wij leven. Het is een manier van denken waarbij je niet meer mag opkomen voor de waarheid, en waarbij onder het mom van verdraagzaamheid verschillende waarheden naast elkaar moeten kunnen blijven bestaan.
Jij hebt jouw waarheid, en ik de mijne. Maar o wee, als je zegt dat jouw waarheid de enige waarheid is! En toch zegt dit Paulus dit. Want het evangelie is namelijk niet zijn waarheid. Het is Gods waarheid. Hij, Paulus had het evangelie dat hij verkondigde namelijk rechtstreeks van Christus ontvangen. Zo schrijft hij het in vers 12:
Want ik heb het ook niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus.
Paulus verdedigt de waarheid niet omdat hij gelijk wil hebben. Hij verdedigt de waarheid omdat Hij weet dat deze waarheid rechtstreeks van Christus afkomstig is. Dat maakt hem zo zeker van zijn zaak. Want alleen dat wat van Christus komt is waarheid, al het andere is een leugen. Hij spreekt dan ook in de brief over de waarheid van het evangelie (Gal.2:5; Gal.2:14). En het is zo, dat als je zegt dat iets de waarheid is, dan is iets anders dat daarmee in strijd is automatisch een leugen.
Als ik zeg: 2+2=4 . Dan is dat de waarheid. Als iemand anders zegt: 2+2=5 dan is dat automatisch een leugen. De rekensom heeft maar één juiste uitkomst, namelijk: 4. Een andere uitkomst is fout, en niet waar.
Nu, het kenmerk dat het evangelie tot waarheid maakt zou ik willen samenvatten met het woord genade. Het evangelie verkondigt genade. Zodra er een boodschap verkondigd wordt die niet meer gekenmerkt wordt door genade, dan heb je geen waarheid meer. Maar een leugen. En dat is het wat er telkens en opnieuw met het evangelie, de goede boodschap gebeurt. De genade wordt aangetast en zo heb je niet langer het enige evangelie, maar een ander evangelie, dat in wezen een vals evangelie is.
Wat is namelijk het kenmerk van genade? Genade betekent, dat God iets doet voor de mens, door Jezus Christus, en dat de mens hierin geen enkele bijdrage levert. De mens ontvangt slechts door deze genade in geloof te aanvaarden. De goede boodschap, het evangelie zegt dan ook , dat de mens zichzelf niet redt, maar dat de mens deze redding ontvangt, zonder tegenprestatie. Oftewel: de mens wordt gerechtvaardigd door geloof alleen, en niet door werken der wet.
Dit was ook de waarheid waar de reformatoren, waaronder Maarten Luther, voor streden in de tijd van de Reformatie. De mens wordt niet behouden door zijn goede werken, of door wat voor werken dan ook maar door Gods genade alleen. Door het volbrachte werk van Jezus Christus. En die waarheid maakt je vrij. Vrij van schuld, vrij van kramp. Die waarheid geeft je zekerheid. Als je in Jezus gelooft, op Hem steunt op Hem vertrouwt mag je zeggen: Ik heb eeuwig leven ontvangen, ik ben een kind van God, ik ben behouden, niet door iets in mijzelf. Ik heb het puur en alleen aan Hem te danken. Hij is mijn Verlosser.
Begint het ons al een beetje te dagen waarom Paulus hier zo`n punt van maakt? Waarom hij zo strijdt voor deze waarheid?Waarschijnlijk is het omdat hij beseft wat voor grote gevolgen het heeft als je de genade loslaat en toch weer begint te denken dat je je redding zelf moet verdienen. Terwijl de waarheid je vrijmaakt, maakt een halve waarheid of een leugen je tot een gebondene en dat wilde Paulus niet voor de gelovigen. Zij gingen hem namelijk ter harte .
Hij schrijft dan ook in Gal.5:1: Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt. Houdt dus stand en laat u niet weder een slavenjuk opleggen. En in Gal.5:4: Gij zijt los van Christus, als gij door de wet gerechtigheid verwacht; buiten de genade staat gij.
Misschien heeft u dit voorbeeld wel eens eerder gehoord, maar weet u hoe iemand die niet kan zwemmen, in het water is gevallen, en dreigt te verdrinken het beste gered kan worden door een reddingszwemmer? De drenkeling moet ophouden met spartelen. Ophouden met zichzelf proberen te redden. Zolang hij namelijk spartelt, loopt de reddingszwemmer gevaar dat hij ook naar beneden getrokken wordt en in het ergste geval verdrinkt. De drenkeling moet eerst tot rust komen. Hij moet gaan vertrouwen op zijn redder en zich overgeven aan zijn redder. Hij moet zich laten redden. Wij mensen zijn als drenkelingen. Christus is onze Redder. Christus wil de mens redden. Maar voordat dit mogelijk is moet diezelfde mens eerst ophouden met spartelen (zijn eigen werk).
Het heeft namelijk grote gevolgen, als je voor je redding niet langer alleen op Christus vertrouwt, maar ten dele ook op jezelf. Waar je eerst rustte in de zekerheid dat God je volledig aanvaard heeft in Christus komt daar onzekerheid, onrust. Misschien wel angst. Verkramptheid. Want je probeert te bewijzen voor God dat je heus wel je best doet om naar zijn geboden te leven. En misschien lukt het ook een tijdje best wel aardig, en je zegt tegen je zelf: God kan toch wel blij met mij zijn?
Maar hoe lang hou je dit gespartel vol? Is je eigen kracht onuitputtelijk? En als je faalt, voel je je dan veroordeeld? Een mislukkeling? En komt dan ook niet het gevaar om de hoek kijken om het maar helemaal op te geven? Immers ook al doe je zo je best, het lukt toch niet? En wat dan? Is alles dan hopeloos verloren? Ga je dan alsnog kopje onder?
Het is oftewel het éne, Christus alleen die je vrijmaakt, of het andere, gerechtigheid door de wet, maar dan ben je wel los van Christus. Want dan verwacht je het niet alleen van Hem maar ook van jezelf met alle gevolgen die ik zojuist geschilderd heb. Dit verwachten van jezelf, het bouwen aan een eigen gerechtigheid zou ik willen omschrijven met het woord wetticisme.
Het wetticisme gebruikt Gods wet, als middel waar het niet voor bedoeld wordt. Het maakt je tot een slaaf die gebukt gaat onder Gods geboden, schuldig, veroordeeld door God. Dit wetticisme is mijn inziens ook een reden waarom velen van het geloof zijn afgehaakt. Men ervaart het christelijk geloof als iets beklemmends. Een systeem van regels waarbij je het nooit goed genoeg doet. Een systeem waarbij het volbrachte werk van Christus op de achtergrond is geraakt.
Ja maar, daar hebben wij toch niks mee te maken? Wij kennen toch het ware evangelie? Het evangelie dat zegt dat de mens gerechtvaardigd wordt door geloof alleen, door Christus bloed? In theorie is dat ook zo. Dat is wat we belijden. Maar werkt het ook zo in de praktijk van het dagelijks leven? Want we zeggen dan wel dat we ons zelf niet verlossen, maar menen we dit ook werkelijk? Of denken we diep van binnen: ik weet niet of God mij wel aanvaardt? Ik schiet nog zoveel tekort. Ik zou nog zoveel meer kunnen doen. Ik weet niet of God wel blij met mij is.
Ja we hebben zo onze eigen wetten waaraan wij denken te moeten voldoen. Meestal vrome wetten die ons zogezegd tot goede mensen maakt. We doen ons best, want we willen toch wel zeker zijn dat God ons zal aanvaarden. En wat denken we over anderen die niet zo goed hun best doen? Misschien hebben we hen in ons hart al afgeschreven. Nee, voor hen is er geen genade meer. Als je hoge eisen aan jezelf stelt, stel je deze hoge eisen meestal ook aan een ander. Als ik mijn best doe voor God, wil ik dat anderen dat ook doen.
Je wilt toch niet zeggen dat het evangelie gratis is? Heb ik daar zoveel voor opgeofferd? Heb ik daar zoveel voor betaald? Ja, als je voor jezelf de genade loslaat verandert dit ook je houding ten negatieve naar anderen. Want je denkt: waar ik aan moet voldoen, daar moet een ander ook aan voldoen.
Wat is het dan bevrijdend om vanuit genade te leven. Niet Ik doe het, Hij doet het, of nog beter gezegd: Hij heeft het gedaan! Ook al schiet ik tekort, God heeft mij lief. Ik hoef zijn liefde niet te verdienen. En zoals Hij mij liefheeft, zo heeft Hij ook mijn broeders en zusters lief. Ook zij hoeven het niet te verdienen.
Als je voor jezelf wilt nagaan of je nog altijd gelooft in het éne ware evangelie kan je jezelf vragen: Krijgt Christus alle eer voor mijn behoud of ik krijg ik zelf een deel van de eer? Kan ik tegen Hem zeggen: "Here, dat ik behouden ben heb ik puur en alleen aan U te danken. Aan het volbrachte werk op Golgotha." Of zeggen we : "ik heb het ook een beetje aan mezelf te danken." Maar als dat zo is, dan is genade geen genade meer. Immers waarom moest Hij voor ons sterven? Waarom moest Hij de prijs betalen voor onze zonden? Toch niet omdat wij onze eigen bijdrage leveren?
Laten we Hem danken en samen met de apostel Paulus belijden: Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme (Efeze 2:8-9).
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, 1951