Ik heb jou niet nodig!

Gepubliceerd op 5 januari 2022 om 16:26

En het oog kan niet zeggen tot de hand: ik heb u niet nodig, of ook het hoofd tot de voeten: ik heb u niet nodig. (1 Kor.12:21)

In het twaalfde hoofdstuk van de eerste Korinthe-brief beschrijft Paulus hoe de plaatselijke gemeente functioneert als een lichaam. Zoals in het menselijk lichaam elk ledemaat zijn functie vervult, zo is het ook in de gemeente. De gemeente vormt een lichaam en elk lid vervult zijn functie. Zo is er een verscheidenheid aan gaven, bedieningen en werkingen (1 Kor.12:4-6), waarbij de leden elkaar aanvullen. Het komt er dus op neer dat niet iedereen hetzelfde doet, immers dan zou het lichaam uit één ledemaat bestaan, en dat kan natuurlijk niet want zo`n lichaam kan niet functioneren. (vers 14, 19). Nee, er zijn vele leden en al die leden hebben elkaar nodig. Een menselijk lichaam heeft bijvoorbeeld voeten nodig om te wandelen, of een mond om te spreken, of een hand om iets op te pakken. Als één van de ledematen ontbreekt dan is er sprake van een gehandicapt lichaam. Het lichaam kan dan niet meer (zonder hulpmiddelen) functioneren.

In de gemeente is dit niet anders.  Alle leden samen vormen het lichaam. Als er leden ontbreken, kan het lichaam niet naar behoren functioneren en is het lichaam gehandicapt. Hoe komt het dan toch, dat wij in onze christelijke gemeenten wel durven te zeggen tegen broeders of zusters: ik heb u niet nodig! En hoe komt het dan toch dat wij tegen gaven of bedieningen of werkingen wèl zeggen: Dat hebben wij niet nodig!  En let op: het gebeurt niet alleen in de plaatselijke gemeente. Ook binnen het wereldwijde lichaam van Christus zeggen gelovigen tegen elkaar: jou heb ik niet nodig!

Waarom willen we liever gehandicapt zijn dan tegen elkaar zeggen: jou heb ik wel nodig?

Volgens de visie van Paulus is het toch vrij eenvoudig en duidelijk: Als je gelooft dat anderen bij het lichaam van Christus horen, dan geloof je ook dat zij dezelfde Heilige Geest in zich hebben wonen als jij. Zo zegt hij het:

Want gelijk het lichaam een is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, een lichaam vormen, zo ook Christus; want door een Geest zijn wij allen tot een lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met een Geest gedrenkt. (1 Kor.12:13-13).

En als ieder lid de Heilige Geest in zich heeft, dan werkt deze Geest in een ieder tot welzijn van het gehele lichaam 

Er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest; en er is verscheidenheid in bedieningen, maar het is dezelfde Here; en er is verscheidenheid in werkingen, maar het is dezelfde God, die alles in allen werkt. Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen. (1 Kor.12:4-7).

Er is duidelijk een probleem aan de hand, als we tegen andere leden van hetzelfde lichaam zeggen: Ik heb jou niet nodig! Want eigenlijk zeggen we dan: ik heb datgene wat God door zijn geest in jou werkt niet nodig.  En natuurlijk zijn we ons ten diepste wel bewust dat we dat eigenlijk niet kunnen zeggen, en daarom bedenken we een antwoord. Zo komen we bijvoorbeeld tot volgende conclusies:

`Ik zeg alleen maar dat ik jou niet nodig heb omdat ik niet geloof dat Gods geest in jou woont of werkt!` Als we dat zeggen moeten we echter wel zeker zijn van onze zaak. Ten diepste zeggen we dan dat de ander geen gelovige of lid van het lichaam van Christus is.

Of we zeggen: `Andere gelovigen hebben we wel nodig, maar niet hun gaven, die willen we niet want we geloven niet dat deze uit de Heilige Geest zijn`  Maar ook dan moeten we toch wel zeker zijn van onze zaak! Wie durft het werk van God in andere gelovigen te bestempelen als vals?

De Bijbel waarschuwt ons toch om het werk van de Heilige Geest niet te bestempelen als werk van boze geesten? Jezus geeft een ernstige waarschuwing aan hen die het werk van de Heilige Geest door Hem heen, bestempelen als werk van boze geesten: Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal de mensen vergeven worden, maar de lastering van de Geest zal niet vergeven worden. (Mat.12:31)

Zouden we niet beter voorzichtiger zijn in onze kritiek op andere gelovigen? Gelovigen die we nodig hebben? Gelovigen die ook ledematen vormen van het éne lichaam?

Ja zowel in de plaatselijke gemeente als wereldwijd hebben we een diep besef nodig van onze afhankelijkheid van elkaar. Gelovigen in de gemeente hebben elkaar nodig. Elkaars gaven, werkingen, bedieningen. Maar ook wereldwijd hebben we elkaar nodig. Tot wat voor denominatie we ook behoren, Reformatorisch, Evangelisch, Pinksteren, Volle evangelie, Baptist, Vergadering van gelovigen, en noem maar op,  het is éen lichaam waarin één Geest werkzaam is.

We willen als gelovigen toch een krachtig lichaam vormen? Hoe mooi zou het zijn als we dan werkelijk ons zouden openstellen voor andere gelovigen. Ook die uit andere denominaties. Immers er is nog veel te leren van anderen! Er is immers veel te leren van het werk van Gods Geest zowel in de plaatselijke gemeente als wereldwijd.

`Broeder/zuster, kan jij me eens vertellen hoe dat werkt bij jou in de gemeente, en wat jouw visie is op dit of dat? Dan zal ik jou vertellen hoe het er bij ons aan toegaat. Dat is misschien wel leerzaam voor jou! Fijn dat we elkaar zo kunnen aanvullen!`

 

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap,  1951.