De Farizeeër en de tollenaar

Gepubliceerd op 14 december 2021 om 12:57

In het verlengde van mijn vorige overdenking wil ik vandaag stilstaan bij een voorbeeld van rechtvaardiging door geloof dat Jezus ons vertelt in Lukas 18:10-14.  

Hij sprak ook met het oog op sommigen, die van zichzelf vertrouwden, dat zij rechtvaardig waren en al de anderen verachtten, deze gelijkenis: Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden; de een was een Farizeeër de ander een tollenaar. De Farizeeër stond en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U, dat ik niet zo ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tollenaar; ik vast tweemaal per week, ik geef tienden van al mijn inkomsten. De tollenaar stond van verre en wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel, maar hij sloeg zich op de borst en zeide: O God, wees mij, zondaar, genadig!  Ik zeg u: Deze keerde, in tegenstelling met de ander, gerechtvaardigd naar huis terug. Want een ieder, die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden, doch wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.

Het bovenstaande tekstgedeelte kennen de meesten onder ons wel. Het gaat hier over de hoogmoed van de Farizeeër die zichzelf beter vindt dan andere mensen. En dit laat hij zien, zo meent hij, door zijn goede religieuze gedrag. Hij vast tweemaal per week en geeft trouw de tienden van al zijn inkomsten. De tollenaar daarentegen beseft dat hij een zondaar is, tekort schiet in zijn gedrag, en durft zelfs zijn ogen niet naar de hemel op te slaan. Opvallend is dat beiden op weg gaan naar de tempel om te bidden. Beiden geloven zij dus in God. Je ziet echter dat het geloof van beiden een heel verschillende uitwerking heeft! De Farizeeër bezit geen rechtvaardigend geloof, terwijl de tollenaar dit wel bezit. Bij de Farizeeër leidt zijn `geloof` tot hoogmoed, terwijl bij de tollenaar het geloof leidt tot rechtvaardiging!

Wat is er mis met het geloof van de Farizeeër? Hij gelooft toch in God? Ja… anders zou hij niet gaan bidden. Hij vertrouwt echter niet op God! Integendeel, hij vertrouwt op zichzelf! Hij vertrouwt op zijn eigen rechtvaardigheid. Op hetzelfde moment is hij echter blind voor zijn eigen tekortkomingen. Dit blijkt namelijk uit wat hij zegt: O God, ik dank U, dat ik niet zo ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tollenaar. Voor hem bestaat rechtvaardigheid vooral uit een uiterlijk braaf gedrag, waarop zijns inziens niemand wat kan aanmerken. Zaken die in het hart afspelen vermeldt hij niet. (denk aan het gebod: Gij zult niet begeren (Ex.20:17). Hij is blind voor de ongerechtigheid in zijn hart! Hij spreekt dan ook bij zichzelf. In zijn hart kijkt hij neer op andere mensen. En dat alleen al maakte hem onrechtvaardig. Zijn `geloof` heeft geen verandering in zijn hart teweeggebracht, en er is geen vertrouwen op de genade van God die ook hij nodig heeft.

De tollenaar daarentegen laat ons een heel ander mens zien. Hij is dan wel niet braaf, en mogelijk heeft hij in zijn leven als tollenaar al vele mensen op een oneerlijke manier geld afhandig gemaakt. Hij is er echter niet blind voor. Hij is zich bewust van zijn fouten en zonde, probeert zich niet mooier voor te doen dan dat hij is, heeft het vertrouwen in zichzelf verloren en……..stelt zijn vertrouwen op de genade van God! O God, wees mij, zondaar, genadig! En dat geloof, dat vertrouwen wordt hem tot gerechtigheid gerekend. Immers zo staat er in het vervolg: Deze keerde, in tegenstelling met de ander, gerechtvaardigd naar huis terug. (Lukas 18:14)

Misschien lijkt bovenstaand verhaal ons als gelovigen niet veel te zeggen, want zo zeggen we: Ik geloof toch in God? Ik geloof toch dat Jezus gestorven is aan het kruis en opgestaan is uit de dood? Ik geloof toch in de Bijbel? En….ik houd me toch aan Gods geboden?  Maar raakt dit geloof je hart en leidt het ook tot een zichtbare verandering in je leven? Zoals dit bij de tollenaar wel gebeurt. Immers hij verandert van een zondige tollenaar die mensen afperst in een nederig man die zich afhankelijk weet van de genade van God. Hij ziet zichzelf in Gods licht en roep het uit: O God, wees mij, zondaar, genadig! (Lukas 18:13)

Zijn geloof maakt hem een ander mens. Een ootmoedig mens. Met hem gebeurt wat er in Lukas 19:1-10 met de oppertollenaar Zacheüs gebeurt. Hoewel dit niet expliciet staat vermeld wordt ook hij gerechtvaardigd uit geloof. Immers Jezus noemt hem een zoon van Abraham en hij wordt gered (Lukas 19:9). Het resultaat van zijn geloof is duidelijk. Zo zegt zegt Zacheüs in vers 8: Zie, de helft van mijn bezit, Here, geef ik de armen, en indien ik iemand iets heb afgeperst, vergoed ik het viervoudig.

Ook de apostel Paulus heeft bovenstaande verandering in zijn leven ondervonden. Ook in zijn `oude` leven voordat hij Jezus ontmoet  op de weg naar Damascus gelooft hij. Het is echter geen rechtvaardigend geloof. Hij vertrouwt niet op God, maar in een tomeloze ijver werkt hij voor God en houdt zich nauwgezet aan al de voorgeschreven wetten en regels. Hij beschrijft deze situatie in Hand.22:3:

Ik ben een Jood, te Tarsus in Cilicie geboren, doch in deze stad opgevoed, aan de voeten van Gamaliël opgeleid met nauwgezette inachtneming van de wet onzer vaderen, een ijveraar voor God evenals gij allen heden zijt. 

Hij was naar de gerechtigheid der wet onberispelijk (Fil.3:6).

Maar was hij ook rechtvaardig voor God? Of beter gezegd: was hij ook gerechtvaardigd?  Dat lijkt me niet! Immers, was hij niet samen met zijn omstanders woedend op Stefanus toen deze hem confronteerde met zijn zonde? (Hand. 7:53-54) Dat getuigde van alles behalve van een nederige afhankelijkheid van Gods genade.

Was hij het niet die zijn goedkeuring gaf aan de steniging van Stefanus? (Hand.8:1). Was hij het niet die de gemeente verwoestte (Hand.8:3)? 

Was het dan fout, dat Paulus zich aan de wet hield? Nee, dat niet. Dat wordt ook nergens gezegd. Het was de manier waarop. Zonder vertrouwen op God. Zonder geloof. Zijn wetsgetrouwheid leidde tot hoogmoed. En die gekwetstse hoogmoed kon het evangelie van Jezus Christus niet verdragen.

Wat een andere Paulus zien we dan ook verschijnen na zijn ontmoeting met Jezus op de weg naar Damascus! Geen hoogmoedige, maar een nederige Paulus. Een Paulus die gedreven door liefde het evangelie verkondigt (2 Kor.5:15).

Een Paulus die zegt: Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, (dat is), niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu (nog) in het vlees leef leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven (Gal.2:20)

Ja, dat is rechtvaardigend geloof. Het niet langer van jezelf verwachten, maar alles van Hem die het voor ons heeft volbracht. Bezitten wij dit rechtvaardigend geloof? Het geloof dat samen met de tollenaar zegt: O  God, wees mij, zondaar genadig? (Lukas 18:13)

Dat geloof zegt samen met Paulus: Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen, en in Hem moge blijken niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te bezitten, maar de gerechtigheid door het geloof in Christus, welke uit God is op de grond van het geloof. (Filippenzen 3:8-9)

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap,  1951.