Blijf er ver weg van!

Gepubliceerd op 20 oktober 2021 om 14:51

Dorens en strikken liggen op de weg van de verkeerde; wie zichzelf wil bewaren, blijft daarvan verre. (Spreuken 22:5)

De tekst in het boek Spreuken schets ons een pad dat je beter niet kunt begaan. Een pad waarop je jezelf kunt beschadigen. Er bevinden zich namelijk dorens en strikken op dit pad. De scherpe dorens kunnen je verwonden en door de strikken loop je het gevaar dat je vast komt te zitten.

Ik maak regelmatig een boswandeling. Als ik zo`n pad met dorens en strikken tegenkom neem ik toch liever een andere route. Een route die wat minder gevaar voor mezelf oplevert! Is het niet vreemd dat we als gelovigen toch regelmatig de gevaarlijke route willen inslaan, zelfs al zien we de dorens en de strikken die op die weg zijn? Nee, we nemen het advies van Salomo in het boek Spreuken niet ter harte. In plaats van ver weg te blijven van zo`n weg, kijken we naar mogelijkheden om zo`n gevaarlijke route alsnog te bewandelen. Zelfs onder het mom van de vrijheid die Christus ons gegeven heeft, alsof we onaantastbaar geworden zijn voor ieder gevaar.

Waarom dit voorbeeld? Ik merk wel eens op dat in vele discussies rondom het thema: wat mag je nu wel als gelovige en wat mag je nu niet?, bij wijze van spreken een weg wordt ingeslagen met dorens en strikken, waarbij geprobeerd wordt de dorens en strikken te ontwijken.

Dan denk ik hierbij: zou het niet beter zijn om deze weg in zijn geheel te vermijden? In Spreuken 5:1-8 heeft Salomo ook al iets dergelijks gezegd over een vreemde vrouw die een man tot zonde verleidt. Het is een duidelijk advies: Houd uw weg ver van haar, nader niet tot de deur van haar huis, (vers 8). De gevolgen zijn namelijk vreselijk: Opdat gij uw luister niet aan anderen geeft noch uw jaren aan een meedogenloze;  Opdat vreemden zich niet verzadigen met uw vermogen, en uw moeizaam verworven goed niet kome in het huis van een onbekende, (vers 9-10). Geheel in overeenstemming met de waarschuwing  van de apostel Paulus in Gal.6:8: Want wie op (de akker van) zijn vlees zaait, zal uit zijn vlees verderf oogsten, maar wie op (de akker van) de Geest zaait, zal uit de Geest eeuwig leven oogsten.

Is het dan eigenlijk niet heel vreemd dat we als gelovigen bij wijze van spreken proberen te ontdekken hoever we kunnen naderen tot de deur van de vreemde vrouw, zonder te zondigen? De vreemde vrouw neem ik hier als voorbeeld voor alles waarbij wij als gelovigen de grenzen op zoeken. Zaken waarvan we weten dat ze niet goed zijn, maar waarbij we kijken hoe ver we kunnen gaan zonder te zondigen.

We spelen echter met vuur. Ja ook gelovige kinderen van God, zijn nog altijd mensen van vlees en bloed. Het vlees dat de zonde zeer verleidelijk en aantrekkelijk afschildert. En hoe dichter je de vreemde vrouw nadert, hoe aantrekkelijker zij wordt!

Zowel in Spreuken 22:5 als in Spreuken 5:8 gebruikt Salomo het woordje ver als het gaat om de afstand die je moet houden van datgene wat gevaarlijk voor je is. Mijns inziens bevat dit alles voor ons een wijze les: Laten we ver weg blijven van alles wat verkeerd is en zeker niet de grenzen opzoeken, want je speelt met vuur!

Allerlei redenen worden tegenwoordig aangehaald om bij wijze van spreken toch de deur van de vreemde vrouw te naderen en hierdoor te spelen met vuur. Ik zal een paar voorbeelden geven: 

Iemand zegt: Ik ben toch van de zonde verlost en bevrijd? De zonde kan mij toch niet meer raken? Ik ben bovendien ook gerechtvaardigd, en alle zonde wordt mij toch wel vergeven! Het antwoord hierop is de uitspraak van Paulus in Rom.6:1-2: Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven?

Het feit dat je verlost bent, gerechtvaardigd bent en al je zonden vergeven zijn, doet niet af aan het gevaar van het vlees. Ook voor gelovigen geldt de eerder door mij aangehaalde tekst uit Gal.6:8: Wie op (de akker van) zijn vlees zaait zal uit zijn vlees verderf oogsten. Het Griekse woordje voor verderf zou je op verschillende wijzen kunnen vertalen: verderf, vernietiging, verwoesting, ondergang. Ja het verderf is zeer negatief en eindigt in dood en ondergang. Het is geheel in overeenstemming met Paulus` woorden uit Rom. 6:23:  Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood.

Dat willen we toch niet? Het verderf dat in allerlei vormen (ook onder gelovigen) verschijnt? Verstoorde relaties, koude harten, haat en nijd, lichamelijke kwalen, scheurende gemeenten/kerken, dode vormendienst, angsten en depressies, het is teveel om op te noemen, maar het zaaien op de akker van het vlees maakt alles kapot.

God blijft genadig en zijn liefde voor zijn kinderen blijft onveranderlijk, maar Hij had wel een andere bestemming voor ogen! Hij wil niet dat wij onszelf als gelovigen kapot maken maar dat wij ons ten dienste stellen van Hem en ons verre houden van alles wat maar naar zonde en/of kwaad riekt! (1 Tess.5:22).

Een ander zegt: ja, maar de tijden zijn veranderd! Ook wij als gelovigen moeten met de tijd meegaan. Wat wij vroeger verkeerd vonden is tegenwoordig niet verkeerd meer! We willen toch als gelovigen niet uitgemaakt worden voor ouderwetse of conservatieve eng-denkende mensen?

Bij deze redenatie vergeet men echter dat Gods wet (zijn onderwijs) niet veranderd is en ook nooit veranderen zal. Zo zegt Jezus het in Mat.5:18-19 Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet een jota of een tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. Wie dan een van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen.

Gods onderwijs gaat niet met de tijd mee. Door alle tijden heen blijft alleen datgene goed wat Hij goed vindt en datgene wat Hij kwaad vindt, dat blijft kwaad. Mijns inziens is dit met name actueel op gebied van huwelijk en seksualiteit. Gods onderwijs hierover blijft gelden: vroeger maar ook nu. Gods norm is niet verschoven. Toch zie je dat zelfs gelovigen bekijken in hoeverre de norm nog voor hen geldig is. Waar ligt de grens? Hoever kan ik gaan zodat ik nog net niet zondig? Hoe kan ik een compromis sluiten met de tijdsgeest om mij heen? Hoe kan ik er voor zorgen dat ik voor mijn vrienden acceptabel blijf? Hoe kan ik mijn verlangens toch de ruimte geven, ook al ben ik gelovig? Ja ook als gelovigen zijn we behendig en kunstig geworden om onze ongehoorzaamheid aan God weg te redeneren.

Zouden wij niet beter meer ons best doen om ver weg te blijven van de vreemde vrouw? Wat die vreemde vrouw voor ons ook inhoudt. Ja het kan alles zijn wat ons beschadigt en een rein leven met God in de weg staat. Laten we ver weg blijven van de weg met dorens en strikken.  Het is namelijk de weg van de verkeerde (Spreuken 22:5)

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands Bijbelgenootschap,  1951