Niet meer leven als heidenen

Gepubliceerd op 22 september 2021 om 12:51

In Efeze 4:17 zegt de apostel Paulus: Dit zeg ik dan en betuig ik in de Here, dat gij niet langer moogt wandelen zoals ook de heidenen wandelen, in de ijdelheid van hun denken, verduisterd in hun verstand, vervreemd van het  leven Gods om de onwetendheid, die in hen heerst, om de verharding van hun hart.

Vandaag wil ik nadenken over wat het betekent te wandelen als de heidenen. Op het eerste zicht lijkt deze vermaning van Paulus wat vreemd, want je zou toch zeggen: wij als gelovige niet-joden zijn toch in feite heidenen? Je kan toch niet zeggen: je mag niet meer wandelen als de heidenen als je er zelf één bent? Nu is het goed om te beseffen dat wij als het gaat om onze natuurlijke afstamming inderdaad heidenen zijn. Zo spreek Paulus de gelovigen te Efeze aan als hij zegt in Efeze 3:1: Daarom is het, dat ik, Paulus, die ter wille van Christus Jezus voor u, heidenen, in gevangenschap ben….. Aan de andere kant zegt hij dan weer in Efeze 2:11: Bedenkt daarom, dat gij, die vroeger heidenen waart naar het vlees… Wat is het nu, zijn we nu heidenen of zijn we het niet?

`Heiden zijn` betekent volgens Paulus in dit verband: Onbesneden zijn, zonder Christus, uitgesloten van het burgerrecht Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld (Efeze 2:11-12). Dit is onze situatie naar het vlees, dat wil zeggen: als gevolg van onze natuurlijke afstamming. Maar, zo gaat Paulus verder in vers 13: thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van de Christus. Met andere woorden: volgens onze natuurlijke afstamming zijn we dan wel heidenen, maar door onze positie in Christus zijn we dat niet meer! In Christus is er namelijk geen verschil meer tussen jood of heiden (Gal.3:28). In Christus zijn we medeburgers der heiligen geworden en huisgenoten Gods. (vers 19). Voortaan mogen we zeggen met de woorden van Paulus wanneer hij spreekt over Gods voorwerpen van ontferming tot heerlijkheid toebereid: En dat zijn wij, die Hij geroepen heeft, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen, gelijk Hij ook bij Hosea zegt: Ik zal niet-mijn-volk noemen: mijn-volk, en de niet-geliefde: geliefde. En het zal geschieden ter plaatse, waar tot hen gezegd was: gij zijt mijn volk niet, daar zullen zij genoemd worden: zonen van de levende God. (Rom.9:24-26)

En daarom……zouden we niet langer moeten wandelen als de heidenen. Want in Christus zijn we dat niet meer. Wij zijn geliefde zonen van de levende God.

Wat wil dat zeggen, niet meer wandelen als de heidenen? Hiervoor wil ik even kijken naar Leviticus 18 waar Mozes spreekt over de wandel van de heidenen: Hier een paar opmerking  over die wandel:

  • Israël mag niet doen zoals men doet in het land Kanaän. Naar hun inzettingen zullen zij niet wandelen. (vers 3)
  • Vanwege hun wandel hebben de volken zich verontreinigd en daarom worden zij uit het land uitgespuwd (vers 25)
  • Hun wandel wordt getypeerd door gruwelen (vers 26)

Omdat Israël Gods volk is behoort zij niet zo te wandelen als de heidenen, maar de inzettingen en de verordeningen van de Here behoren zij na te leven. Gods onderwijs wijst hen de weg hoe zij rein kunnen blijven van alle onreinheden, en hoe zij ver weg kunnen blijven van alles wat de Here een gruwel is.  Omdat het volk bij de Here hoort, hoort zij te leven volgens de geopenbaarde wil van God.

Maar hoe zit dit dat dan met ons? Wij die van nature heidenen zijn. Kunnen wij zeggen: wij zijn heidenen, dus wij wandelen gewoon mee met de heidenen? Ik denk dat het wel duidelijk is dat dit niet kan. Die wandel der heidenen wordt immers nog zacht uitgedrukt niet al te positief beschreven. Kunnen we dan zeggen: omdat wij van nature heidenen zijn, hoeven wij niet zoals Gods volk te gaan leven volgens Gods geopenbaarde wil, zijn onderwijs, de wet? Dat kan toch niet? Immers in Christus zijn wij niet langer heidenen. Niet langer: in de ijdelheid van ons denken, verduisterd in ons verstand, vervreemd van het  leven Gods om de onwetendheid, die in ons heerst, om de verharding van ons  hart.(Efeze 4:17b)

Wij zijn niet meer onwetend. Wij kennen nu Christus en in Christus zijn wij niet langer vreemd aan de verbonden der belofte. Ook wij niet-joden kennen nu Gods geopenbaarde onderwijzing voor ons leven! Door Christus is Gods wet in ons hart geschreven, niet op tafelen van steen maar een brief van Christus op tafelen van vlees in onze harten (2 Kor.3:3).

Wat betekent dit praktisch gezien voor ons dagelijks leven? Hieronder een paar voorbeelden waarin wij net als Israël niet langer wandelen zoals de heidenen:

  • Wij houden ons aan de tien woorden, Exodus 20:1-17. We doden niet, liegen niet, plegen geen overspel, etc etc.
  • Wij storten ons niet in sexuele onreinheid (Leviticus 18)
  • We zien om naar armen (Leviticus 25:35-55)
  • We doen niet aan waarzeggerij en roepen geen geesten van doden op (Deut.18:9-22)
  • etc.

Ja maar……ik hoor het mijn lezers al denken: dat klinkt allemaal wel heel wettisch! Wil je ons nu weer regeltjes opleggen? Wij kennen Christus toch? Dan hebben we toch met de wet niets te maken? Als het om onze rechtvaardiging gaat hebben weten wij inderdaad dat wij niet door de werken der wet gerechtvaardigd worden. Dat kunnen wij immers niet. Als we dat proberen zullen we ons altijd voelen tekort schieten met het daarbij horende schuldgevoel.

Maar als het gaat om onze levensstijl als gelovigen, mogen wij van harte zeggen (samen met Paulus): Zo is dan de wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed (Rom.7:12). Het gebod dat wij vervullen als we in liefde wandelen, in de Geest, want God heeft zijn Zoon gezonden (Rom.8:3): opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest. (Rom.8:4)

Willen wij die Christus kennen als onze Redder, wij die de Here liefhebben met ons gehele hart niet zijn geopenbaarde wil voor ons leven kennen? Dat is geen opgelegde regel, maar juist een vreugde! Zou het voor ons, wij die de opstandingskracht van Christus kennen, niet mogelijk zijn om niet langer zoals de heidenen te leven? Zou Paulus in Efeze 4:17 het onmogelijke vragen aan zijn lezers? Het is toch juist mooi om te weten wat de Here goed voor je vindt en wat niet? Mooi om te weten hoe je rein mag leven voor en door Hem? Mooi dat zijn onderwijs niet langer als een opgelegde regel voor je geldt maar voortaan als Gods liefdesbrief door de Heilige Geest in je hart geschreven is!  Laten we dan ook niet langer wandelen als heidenen die de God van Israël niet kennen.

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands Bijbelgenootschap,  1951