Wachten op zijn wederkomst

Gepubliceerd op 16 januari 2021 om 12:29

In Lucas 21 :25-36 spreekt Jezus over zijn wederkomst en de tekenen die hieraan vooraf gaan. De wederkomst van Christus is een gebeurtenis die we nogal eens uit het oog dreigen te verliezen. Eén van de oorzaken hiervan zou wel eens kunnen zijn, dat we nog altijd te maken krijgen met bewegingen die menen het jaartal of de datum van de wederkomst te kunnen berekenen. En wanneer je daarmee geconfronteerd wordt, en ook ziet dat al die voorspellingen niet uitkomen, dan is het niet ondenkbaar dat je vanuit een soort overreactie helemaal naar het andere uiterste overslaat, door maar liever zo weinig mogelijk aan die wederkomst te denken. Je zegt bij jezelf: uiteindelijk weet niemand weet wanneer het zal gebeuren, we leven als tweeduizend jaar verder, het is nog altijd niet gebeurd, en  het kan nog wel tweeduizend jaar op zich laten wachten. En aangezien dat nog zo ver weg is, hoef ik er in ieder geval in mijn leven geen rekening mee te houden.

Maar, zo kunnen we ons afvragen,  speelt er ook niet nog iets anders mee waarom we zo heftig kunnen reageren op voorspellingen die gedaan worden? 

Hebben we niet nog andere redenen om die wederkomst maar het liefst zo ver mogelijk voor ons uit te schuiven? Wat dat betreft kan het goed zijn, zo af en toe je eigen hart onder de loep te nemen. Want de dingen die zich in je hart, afspelen bepalen hoe je uiteindelijk tegen de dingen aankijkt. In verband met zijn wederkomst zegt Jezus dan ook in de tekst in Lukas 21: Ziet toe op uzelf, dat uw hart nimmer bezwaard worde door roes en dronkenschap en zorgen voor levensonderhoud, en die dag niet plotseling over U kome, als een strik (Lukas 21:34).

Zoals je hart de onmisbare pomp is voor je lichaam. En zoals je hele lichaam er onder lijdt, wanneer er iets met dat hart aan de hand is. Zo is ook in geestelijk opzicht, de onmisbare pomp voor je geestelijk leven. Het is de kern van je bestaan, waar de rest uit voortvloeit. Het hart is dan ook nauw verbonden met ons gedachtenleven, ook wel de overleggingen van ons hart, of de roerselen van ons hart genoemd. En we kennen de uitdrukking wel, waar het hart (oftewel het gedachtenleven) vol van is, loopt de mond van over. En daarom worden we ook opgeroepen om te streven naar een rein hart, een rein gedachtenleven vernieuwd door Gods Geest, met Gods wet erin geschreven. 

En is er met dat geestelijk hart iets aan de hand, dan zal daar je geestelijk leven onder lijden. Vandaar dat Jezus zegt: ziet toe op uzelf, dat uw hart nimmer bezwaard worde. Een bezwaard hart, dat wil zeggen: een overbelast hart. Een hart wat harder moet pompen dan dat het aankan, en daardoor dreigt uitgeschakeld te worden. En zo kunnen ook je gedachten belast, bezoedeld  zijn door roes en dronkenschap, of overbelast door zorgen voor levensonderhoud. En we zouden het lijstje nog wel wat langer kunnen maken, met al die dingen in ons leven, die het geestelijk leven niet alleen verzwakken, maar in het ergste geval zelfs helemaal vernietigen. Iedere dag opnieuw wordt je voor de keus gesteld: blijf ik mijn vertrouwen stellen op God mijn Heer, of laat ik mijn leven beheersen door alles wat er op me afkomt zodat ik het uiteindelijk niet meer aankan?  Of het nu je begeerten en verlangens zijn of je zorgen en angsten.

Eén van die dingen die je hart kunnen belasten is de grote onzekerheid rondom God en geloof, die ons mensen zo eigen kan zijn.  In de zin van: ja maar als het gebeurt, als Jezus dan terugkeert. Waar blijf ik dan? Wat gebeurt er dan met mij?  Zal ik er dan wel bij horen? Of ben ik één van die mensen, die zal bezwijmen van vrees en angst voor de dingen die over de wereld komen?

En als we de Schriftplaatsen erop nalezen die gaan over de wederkomst van Christus of over het aanbreken van de dag des Heren, dan kan je dat inderdaad ook wel wat schrik aanjagen. God blijkt niet lichtvaardig om te gaan, met het onrecht en de wetteloosheid, die door de mensen die zich van Hem afkeren wordt bedreven. Begrippen als verderf, ondergang, geween en tandengeknars, buitenste duisternis klinken ons dan ook niet onbekend in de oren.  

En toch hoort die wederkomst erbij. Als één van de pijlers van het christelijk geloof. Niet voor niets zegt de apostolische geloofsbelijdenis over Christus: opgevaren ten hemel, zittende aan de rechterhand van God van de almachtige Vader; van waar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.

Een belijdenis die is opgesteld, op basis van wat de vroegchristelijke kerk las en hoorde vanuit de Schrift. Namelijk een nadrukkelijk oproep, op tal van Schriftplaatsen, om wel degelijk, met de wederkomst van Jezus Christus rekening te houden. Want zover weg hoeft het niet te zijn. Misschien gebeurt het wel nog tijdens je eigen leven. Het laatste boek van de Bijbel eindigt dan ook met de woorden: Ja, Ik kom spoedig. Amen, kom, Here Jezus! (Openb.22:20) Een uitroep die ook vandaag nog altijd klinkt en die bij wijze van spreken ons toeroept;  hoe lang het ook nog duurt, het duurt niet zo lang dat je Hem niet meer zou mogen verwachten.  Want Hij komt spoedig! Zo is ook de tekst in Lucas 21 :25-36 een oproep om rekening te houden met de wederkomst van Christus, en in het bijzonder met de tekenen die aan deze wederkomst voorafgaan. Tekenen die je, als ze gebeuren, kunt zien, waarnemen met je eigen ogen.

Maar wanneer je ze ziet, dan kan je daar op twee manieren op reageren, zo blijkt uit de tekst. In de eerste plaats zoals de tekst beschrijft hoe de volken reageren: met radeloze angst, zo erg, dat men eronder bezwijkt. (Lukas 21:26) Het is de doodsangst van mensen die het natuurgeweld dreigend op zich af zien komen. En men heeft geen plek om naar toe te gaan. Geen plek om te schuilen. Want dat éne kostbare leven wat men bezit,  de enige houvast die men nog heeft,  denkt men te gaan verliezen. Alles wordt onder de voeten weggeslagen. En de God die een toevlucht en hulp in benauwdheid wil zijn, die kent men niet. Of men kent Hem wel, maar niet als een toevlucht of hulp, maar enkel als Rechter. Als  de God die de ongerechtigheid en zonde veroordeelt.

Maar als je God wèl kent als je Vader, als je toevlucht. Als je met Hem verzoend bent, door het bloed van Christus, dan mag en kan je je ogen op een andere manier gebruiken. Je mag dan met andere ogen kijken naar de dingen die gebeuren. Want zoals je in  het voorjaar aan het zwellen en uitlopen van de knoppen aan de bomen kunt zien dat de zomer bijna aanbreekt, zo zullen er op de wereld tekenen gebeuren die laten zien dat Gods rijk bijna aanbreekt. Niet als tekenen van een naderend onheil, maar als tekenen van naderend heil. Want zo zegt Jezus, je verlossing genaakt! (Lukas 21:28).

En het Griekse woord wat hiervoor verlossing gebruikt wordt betekent letterlijk: de vrijkoping van een slaaf  na betaling van een losprijs. Een beeld wat we op diverse plaatsen in de Schrift kunnen terugvinden, en waar het telkens weer gaat om onze redding, bevrijding door Christus. Wij waren slaven, gevangen in onze eigen begeerte, geboeid door onzichtbare banden van zonde en ongerechtigheid. Ook wij maakten deel uit van al die mensen die leven zonder God en zonder hoop voor de toekomst. Een hopeloosheid die je angstig maakt voor de dingen die komen. Maar Christus heeft voor ons een kostbare losprijs betaald. Zijn eigen leven. Zijn verbroken lichaam, zijn vergoten bloed. En je bent een relatie met God aangegaan. Zijn kind geworden. Zijn eigendom.  En als gelovige, mag je je daarom in Christus veilig weten in zijn hand. 

Maar ook al geloof je dat, wil dat nog niet zeggen dat je het ook in alle opzichten als zo ervaart. Want je gelooft het dan wel. Maar je ziet het nog niet.  Want  lichamelijk ben je  nog altijd ver van God verwijderd. Want Hij is in de hemel, en jij loopt nog altijd met je beide voeten op aarde, met alle lijden en moeilijkheden die het aardse leven met zich mee kan brengen. En hoewel wij niet de vervolging en verdrukking meemaken waarover de tekst in  het voorafgaande gedeelte spreekt,  is ook het leven als gelovige  in onze tijd en onze situatie lang niet altijd gemakkelijk. Je omstandigheden kunnen zelfs zo moeilijk zijn dat je bij jezelf zucht, en het misschien wel in je binnenkamer uitschreeuwt tot God: Heer bevrijdt mij. Geef uitkomst. Laat mij tekenen van Uw heil zien. 

Je kent dan wel een geestelijke bevrijding door de dood van Christus.  Maar de letterlijke lichamelijke bevrijding van al het kwaad wat je overkomt, laat nog op zich wachten (vergelijk: Rom.8:23).  Maar niet tot in het oneindige. Want  éénmaal, is het gedaan, en dan zal je geestelijke bevrijding ook een  lichamelijke werkelijkheid worden. 

Daarom Jezus zegt hier ook: als je de tekenen van je aanstaande verlossing ziet, laten die dan een aansporing voor je zijn, niet om angstig weg te kruipen, maar om je op te richten en je hoofd omhoog te heffen, want je verlossing, je bevrijding staat voor de deur (Lukas 21:28). De Heer komt terug om zijn koninkrijk te vestigen. En dan komt er een einde alle pijn en verdriet. Want Hij wordt koning over de gehele aarde, en Hij zal de enige zijn die het voor het zeggen heeft. 

Voor een gelovige in Jezus Christus dreigt er alleen wel een andere gevaar. En dat is het gevaar dat je je ogen niet meer gebruikt en daarom de tekenen van verlossing niet meer ziet. En dan verlies ook jij de moed en hoop voor de toekomst. Daarom geeft Hij die waarschuwing om je hart, de kern van je bestaan te bewaren. Want als je een bezwaard hart hebt, dan word je als iemand die niet helder meer ziet. Alsof je in een roes bent en de dingen niet meer kan onderscheiden. Als iemand die langzaam in slaap wegdommelt. Je denkt niet meer helder na over wat nu wat nu werkelijk belangrijk is in het leven. Je relatie tot God. 

Jezus eindigt zijn toespraak dan  ook met: Waakt te allen tijd, biddende, dat gij in staat moogt wezen te onkomen aan alles wat geschieden zal, en gesteld te worden voor het aangezicht van de Zoon des mensen (Lukas 21:36).

En die oproep blijft klinken. De gehele kerkgeschiedenis door. Ook voor ons die nu leven. Want zijn komst is nog altijd aanstaande. Laten we daarom voortdurend wakker blijven en onze geestelijke ogen open houden. Niet alleen wanneer wij in onze gemeente samenkomen. Niet alleen op de momenten dat we er behoefte aan hebben om aan God te denken. Maar ten allen tijde. Opdat ook wij gereed zullen zijn bij zijn komst om Hem te ontmoeten.

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands Bijbelgenootschap,  1951.