Tot de rust ingaan

Gepubliceerd op 4 december 2020 om 13:30

Hoe kan ik tot de rust van God ingaan? Het is een vraag waar menig gelovige regelmatig mee worstelt, want ook het leven van gelovigen wordt dikwijls gekenmerkt door onrust. Hoe komt dat toch? Juist als christen zouden we toch rust moeten uitstralen? En misschien proberen we wel van buiten rustig te lijken, maar stormt het inwendig. Ik wil vandaag stilstaan bij dit probleem aan de hand van de volgende tekst uit de Hebreeënbrief:

Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God. Want wie tot zijn rust is ingegaan, is ook zelf tot rust gekomen van zijn werken, evenals God van de zijne. Laten wij er dus ernst mede maken om tot die rust in te gaan, opdat niemand ten val kome door dit voorbeeld van ongehoorzaamheid te volgen (Hebr.4:9-11)

In de Hebreeënbrief heeft het tot de rust ingaan in de eerste plaats te maken met het beloofde land dat het volk moest intrekken. Het volk weigerde echter vanwege ongeloof. Men had niet het vertrouwen in God dat Hij voor hen de vijanden die nog in het land aanwezig waren zou overwinnen (Hebr.3:19) U kunt deze geschiedenis nalezen in het boek Numeri ( 13:17-14:45). Het volk moest 40 jaar ronddwalen in de woestijn. Het ongeloof was er de oorzaak van dat ze moesten sterven in de woestijn (Hebr.3:17-19; Num.14:22-23). Ze mochten het land niet meer in vanwege ongeloof, ongehoorzaamheid en verharding (Hebr.3:8-10) 

De schrijver van de Hebreeënbrief wil ons met deze geschiedenis iets leren voor ons persoonlijk leven. Want ook wij worden opgeroepen het beloofde land  van Gods rust binnen te trekken en ons niet te laten weerhouden door de vijanden. Ook wij worden opgeroepen om ons hart niet te verharden (Hebr.3:8) en geen boos en ongelovig hart te hebben (Hebr.3:12).

Maar welke vijanden van de rust komen we zoal tegen? Op welke momenten hebben we een gelovig hart nodig? Een hart dat God wèl vertrouwt?

Mijns inziens hebben wij dit gelovige, op God vertrouwende hart ons hele leven nodig! Elk moment van de dag. Onrust heeft namelijk alles te maken met ongeloof. En ongeloof is niets anders dan een gebrek aan vertrouwen op God. Er is maar één weg om in het leven tot rust te komen en dat is vertrouwen op God. En dit vertrouwen kan nodig zijn in allerlei verschillende situaties van onrust. Hieronder een paar voorbeelden:

Een grote veroorzaker van onrust laten we toe wanneer we er niet op vertrouwen dat alle dingen die ons in ons leven overkomen in Gods handen zijn. Dat is immers wat God in zijn woord zegt: geen musje kan ter aarde vallen zonder de wil van onze Hemelse Vader en al onze haren zijn geteld (Mat.10:29-30) Kortom: Elk detail van ons leven is in zijn hand. Maar geloven we dit ook? Hebben we een onvoorwaardelijk vertrouwen in onze Hemelse Vader? Of zijn we bang dat ons iets kwaads overkomt. Iets wat we niet willen? Zijn we bezorgd over ons eigen welzijn of dat van anderen? Wat zou het toch fijn zijn als we de rust ingingen! Niet langer innerlijk strijden tegen wat ons eventueel zou kunnen overkomen, maar voortaan alles in zijn hand leggen! En mocht ons dan toch iets ergs overkomen? Dan mogen we in vertrouwen zeggen: Here, het is in uw hand, u heeft het toegelaten in mijn leven. Dank u wel dat u me er doorheen zult dragen. En dan is het rustig in ons hart.

Een onruststoker van een geheel andere orde wordt veroorzaakt door een gebrek een vertrouwen in het volbrachte werk van Jezus Christus. Op één of andere manier zijn we er niet ten volle van overtuigd dat wat Hij heeft volbracht, volledig is. En dan worden we onrustig. Misschien belijden we met onze mond dat Hij door zijn offer al onze zonden heeft weggenomen, maar geloven we dit ook? Leven we vrij, in de rust, of gaan we gebukt onder een schuldgevoel, omdat we eigenlijk niet geloven dat God ons volkomen liefheeft in zijn Zoon? Zijn gerechtigheid mag de onze zijn. Wat Hij heeft gedaan wordt ons toegerekend en voortaan mogen wij leven als mensen die reeds dood zijn geweest maar nu leven voor God! (Rom.6:11). Het oordeel over de zonde, de dood, ligt reeds achter ons! Voortaan zijn wij levend gemaakt met Hem! Met Hem gezeten aan Gods rechterhand in de hemelen (Efeze 2:6). Wat heerlijk zou het zijn als we vanuit dit besef in de rust leven! En hoe vaak staat dit in contrast met onze dagelijkse manier van leven? Soms leven we alsof we niet verlost zijn. Ons oog is gericht op de fouten die we dagelijks maken. Het lukt ons maar niet om ons steeds weer terugkerende zonden te overwinnen. Daar voelen we ons dan weer schuldig om. We worden terneer drukt door een leven van vallen en opstaan hier op aarde, en we nemen de woorden van Paulus niet te harte wanneer Hij zegt: Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God. (Kol.3:1-3). Geloven we dit werkelijk, dat ons leven verborgen is met Christus in God? Geheel veilig? Alleen dan gaan we de rust in. En als we het niet geloven? Dan blijven we voorttobben hier op aarde.

Iets wat ook alles te maken heeft met ons gebrek aan vertrouwen is de (misschien wel onbewuste) gedachte dat wij ons door ons goede gedrag (werken) moeten bewijzen voor God. Hier komt het wetticisme om de hoek kijken. En ook dat wetticisme maakt je onrustig. Want je moet van alles, terwijl je dat diep van binnen helemaal niet wilt. Je legt je zelf van alles op, want je wil toch dat God tevreden met je is!  Maar dit zijn niet de werken die God bedoelt.  De door God bedoelde werken zijn altijd vanuit de rust. Alles wat wij doen is slechts een uitwerken wat Hij eerst in ons gewerkt heeft. Het is vrucht, geen krampachtige prestatie. Maar geloven we dit? Durven we erop te vertrouwen dat Hij door zijn geest in ons zal werken (Fil.2:13). Of nemen we in ongeloof, vanuit onze onrust het heft in eigen handen? 

Laat dit ons verlangen zijn: ingaan in de rust van God. Dan mogen we erop vertrouwen dat Hij alles tot een goed einde zal brengen. (Fil.1:6)

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze blog zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands Bijbelgenootschap,  1951.