Want zelf verhalen zij van ons, hoe wij bij u ontvangen zijn en hoe gij u van de afgoden tot God bekeerd hebt, om de levende en waarachtige God te dienen, en uit de hemelen zijn Zoon te verwachten, die Hij uit de doden opgewekt heeft, Jezus, die ons verlost van de komende toorn. (1 Thess.1:9-10)
Vandaag wil ik er bij stilstaan wat het betekent om Jezus Christus uit de hemelen te verwachten. Nu gaat mijn voorkeur er naar uit om het grondwoord anamenoo te vertalen met opwachten, in plaats van verwachten. In het grondwoord zit namelijk het woord blijven (menoo) verwerkt. Dit blijven komt ook terug in het grondwoord voor volharden, wat letterlijk betekent: eronder blijven (hupomenoo).
Waarom deze ingewikkelde uitleg? Wel, ik wil hiermee duidelijk maken dat als je de Zoon uit de hemelen opwacht, dit meer is dan er af en toe eens aan denken! Opwachten is meer dan verwachten. Als je iemand verwacht, dan leef je met het besef dat iemand zal komen. Als je echter iemand opwacht sta je klaar om iemand te ontvangen. Je brengt alles in gereedheid, wat Hij komt eraan! Hem opwachten betekent dan ook: Hem voortdurend blijven verwachten. Voortdurend naar Hem uitzien! Daarin blijven volharden.
Kennen we de ervaring dat we iemand, van wie we veel houden en die we heel lang hebben moeten missen, na lange tijd weer gaan ontmoeten? Tijdens de dagen die aan de ontmoeting voorafgaan denk je aan bijna niets anders! Het is bijna weer zover! Ik ga hem/haar weer zien. Eindelijk! Al het andere wat ons in het dagelijks leven bezighoudt lijkt er bij te vervagen. Het is niet belangrijk meer, want we gaan onze geliefde weer ontmoeten!
Nu deze ervaring is nog maar een zwakke afspiegeling van wat het betekent om de komst van Jezus op te wachten. Het is immers niet zo dat wij hem pas gaan opwachten als we weten dat Hij daadwerkelijk gaat arriveren. Paulus schreef het bovenstaand vers immer al bijna 2000 jaar geleden, en nog altijd is Hij niet teruggekomen. Het blijkt dan ook dat het opwachten, hoort bij de levenshouding van de gelovige, of Hij nu wel of niet spoedig terugkeert. Het hoort bij de bekering. Immers, eerst schrijft Paulus dat de Tessalonicenzen zich van de afgoden tot God bekeerd hebben. Zij leefden eerst met afgoden. Na hun bekering zijn zij de enige ware God gaan dienen. En bij dit dienen van God hoort het opwachten van Zijn Zoon.
Waarom is dit zo belangrijk? Er zitten twee kanten aan. Aan de éne kant is het een vrucht van de bekering, en aan de andere kant stimuleert het onze dagelijkse bekering.
De bekering waarover Paulus het hier heeft is een omkeren (epistrefoo). Terwijl je eerst gericht was op afgoden, draai je je om en ben je voortaan gericht op God. Hij wordt de eerste in je leven. Hij wordt het belangrijkste, en niet meer al die zaken die zijn plaats in willen nemen. Je ziet het bij mensen die pas bekeerd zijn. Het lijkt wel of ze over niets anders meer kunnen praten. Het gaat voortdurend over God en Jezus. Hoe komt dat? Ze hebben zich omgekeerd! Hij is de liefde van hun leven geworden, en ze willen niets liever dan Hem ontmoeten, van aangezicht tot aangezicht. Wanneer zal dat gebeuren? Als Hij terugkomt.
Jammer genoeg zien we dat dit eerste enthousiasme nog wel eens wegebt. De liefde tot God lijkt wel overschaduwd door al die (vaak onbenullige) zaken die onze aandacht afleiden. Het is dan hoog nodig om onze eerste liefde weer eens aan te wakkeren en Hem opnieuw op te wachten! En dat heeft een wisselwerking. Want als je Hem opwacht heeft dit weer invloed op je levenswijze. Het is namelijk onmogelijk om Hem op te wachten en ondertussen toch nog de afgoden te blijven dienen. En bij die afgoden denk ik niet alleen aan andere goden wel of niet in de vorm van een beeld waar we ons voor neerbuigen. Nee als rechtzinnige gelovigen weten we wel beter, we dienen geen andere goden. Toch lopen we als gelovigen ook het gevaar opnieuw afgoden te dienen en Hem niet langer op te wachten.
Alles wat wij een plaats naast (of zelfs boven-) God geven wil ik hier aanduiden als een afgod. Al die zaken die wij dienen en waardoor wij niet langer God dienen en Jezus Christus niet langer opwachten. Je wordt door iets anders in beslag genomen. Voor de één is dat het aards bezit, voor de ander de carrière, voor weer een ander een relatie, voor weer een ander de drang naar genot, en zo kunnen we denk ik allemaal wel invullen wat ons in de weg staat om Hem op te wachten!
En we begrijpen wel, als we Hem echt willen opwachten, dan moeten we ons opnieuw omkeren! En dat bedoel ik met de wisselwerking. Als je je bekeert, ga je Hem opwachten en als je Hem opwacht, dan bekeer je je. Dan keer je je af van alle afgoden die je afleiden, en ga je Hem weer opnieuw dienen.
Ja maar….verwacht God dan toch van mij dat ik iets doe? Hij moet toch alles doen? Het is toch allemaal genade?
Dat het allemaal genade is beaam ik ten volle. Bekering is dan ook niet mogelijk als Hij door zijn Geest ons niet eerst tot nieuwe scheppingen heeft gemaakt. Je zou zelfs kunnen zeggen dat Hij ons alles heeft gegeven waardoor wij ons kunnen bekeren! Het is echter aan onszelf wat we er mee doen! Hij werkt in ons, maar Hij wil dat wij het uitwerken! (Filippenzen 2:13). Ik wil deze overdenking dan ook eindigen met de oproep die Paulus doet als het gaat over Jezus` wederkomst:
Wij behoren niet aan nacht of duisternis toe; laten wij dan ook niet slapen gelijk de anderen, doch wakker en nuchter zijn. (1 Tess.5:5-6)
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands Bijbelgenootschap, 1951