Jezus zegt: Meent niet dat Ik gekomen ben om de wet en de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen (Mat.5:17). Een overdenking over: Mat. 5:17-26; Deut.30:15-20 (https://debijbel.nl)
De wet is een ander woord voor de Thora, de eerste vijf boeken van het Oude Testament. In deze Thora bevinden zich de geboden die duidelijk maken hoe een mens behoort te leven: De wet onderwijst de volmaakte wil van God voor de mensen. Zij houdt de mensen als het ware een spiegel voor: zo moeten jullie eigenlijk zijn. Willen jullie het leven beërven, dan moet je je aan deze geboden houden. Als je je er niet aan houdt, dan kom je om, dan ga je verloren.
Met de term profeten wijst Jezus op de mannen die in het Oude Testament in de Naam van de Heer de woorden van God hebben gesproken. Vaak riepen zij het afgedwaalde volk op om terug te keren tot de wet van God. Ook de profeten maakten op deze manier aan het volk Gods wet duidelijk aan de mensen. En ook bij hen was het een kwestie van dood of leven. Alleen het houden van de wet van God zou voor het volk het leven brengen.
Jezus maakt nu hier aan zijn leerlingen duidelijk: ik ben niet gekomen om deze geboden waarin Gods wil blijkt af te schaffen: Integendeel, ik ben juist gekomen om er voor te zorgen dat datgene wat er geboden wordt ook gebeurt. Ik kom het vervullen. Vervullen betekent: uitvoeren, doen gebeuren. Wanneer Jezus de wet en de profeten vervult wil dit zeggen: Hij doet wat de geboden van God voorschrijven. Hij houdt zich volmaakt aan de wil van God. Hij is God volkomen gehoorzaam. Toch zit er aan het vervullen ook nog iets anders vast: je zou kunnen zeggen: vervullen is ook vòl-maken. In dat geval wil Jezus zeggen: ik kom de wet en de profeten niet afschaffen; integendeel: door wat Ik zeg maak ik jullie de werkelijke bedoeling, de volle betekenis van Gods geboden duidelijk.
In de tijd van Jezus waren er velen die die bedoeling niet werkelijk begrepen. Het waren mensen die dachten dat zij de geboden van God op een volmaakte manier hielden. Met name de Farizeeën en de schriftgeleerden waar Jezus hier naar verwijst waren zeer ijverig in het onderhouden van de wet van God. Juist zij vonden dat er geen jota of tittel van mocht worden afgedaan. De jod is de kleinste letter van het Hebreeuwse alfabet en de tittel is een klein haakje dat de Hebreeuwse letters versiert. Jezus gebruikt deze woorden omdat zij bij de Farizeeën en de schriftgeleerden gebruikt werden. Elk klein detail van de wet vonden zij belangrijk en tot in het kleinste detail probeerden zij zich er dan ook aan te houden. Maar toch was er een probleem: want velen hielden dan wel de wet, maar inwendig, in hun innerlijk leven bleven zij onveranderde mensen. De wet raakte hen niet dieper dan hun buitenkant. Uiterlijk zagen zij eruit als volmaakte mensen. Zij hielden zich aan de regels, maar begrepen niet de werkelijke bedoeling ervan.
En dat is het wat Jezus nu probeert duidelijk te maken. Eigenlijk zegt Hij: jullie leerlingen moeten de bedoeling van de wet gaan begrijpen. Bij de schriftgeleerden en Farizeeën waar Jezus naar verwijst was het houden van de wet geen zaak van het hart. Zij deden het niet uit liefde tot God en de naaste! En dat was het nu net waar het God om te doen was. Daarom zegt Jezus dan ook: als je de wet houdt, dan moet je gerechtigheid overvloediger zijn dan bij hen. Wat eenvoudiger gezegd: je moet de wet op een betere manier houden dan dat zij het doen. Het moet een zaak van je hart zijn, een zaak van liefde, en niet alleen maar een uiterlijk vertoon.
Jezus illustreert daarna de bedoeling van de wet door middel van het voorbeeld van het gebod: gij zult niet doodslaan (Exodus 20:13). Waarschijnlijk stond er onder de personen tot wie Jezus sprak niemand die iemand had doodgeslagen. Misschien hebben de omstanders ook wel gedacht: "iemand vermoorden, dat doen toch alleen de echte slechte mensen". Maar Jezus wil duidelijk maken dat doodslaan meer is dan iemand het leven ontnemen. Hij doet dat door middel van het voorbeeld van de toorn.
Wanneer er namelijk toorn in je leven is, dan zegt dit iets van hoe je van binnen in elkaar zit. Wat is toorn? Het grondwoord betekent zoiets als: in drift raken, boos worden. Eigenlijk betekent toorn: een geestelijke moord begaan. Als je toornig wordt, dan gaat dit samen met heftige emoties; Je bent zo kwaad op iemand, dat je hem of haar wel wat zou kunnen aandoen. Maar ja, dat doe je natuurlijk niet als beschaafd mens want dan zijn de gevolgen natuurlijk niet te overzien. Dus je houdt je maar in: maar boos en kwaad, ja dat ben je wel. Zo kan het ook zijn dat je iemand vriendelijk toelacht, maar dat je ondertussen van binnen kookt en iemand liever dood dan levend wenst. Huichelarij noemen we dat. Soms heb je jezelf niet meer helemaal onder controle. Je pleegt dan wel geen moord, maar je begint het wapen van je tong te gebruiken. Misschien zeg je wel met de woorden in het evangelie "leeghoofd" of "dwaas" tegen je broeder of zuster. Ook al is het misschien een herkenbaar menselijk probleem: Jezus zegt hier hoe de wet van God deze levenshouding veroordeelt.
De wet veroordeelt niet alleen de doodslag. Nee, ook als je in toorn leeft of je broeder uitmaakt voor leeghoofd of dwaas, val je onder de veroordeling van de wet. Jezus leert hier: denk niet dat het bij de wet van God alleen om de uiterlijke doodslag gaat. Nee, het gaat dieper, het gaat verder. Ook als je houding tegenover je naaste niet verandert, veroordeelt de wet je. En dit oordeel is streng. Het eindigt met de dood. Bij iemand die de wet werkelijk houdt hoort het anders toe te gaan. Niet de toorn tegen de broeder mag het winnen. Maar de liefde moet het winnen.
In het vervolg zien we dat Jezus illustreert hoe deze liefde hoort te functioneren. Een man brengt een gave naar het altaar. De gave die hij brengt is een offer om verzoening te ontvangen voor zijn eigen zonden. Door het offer worden zijn zonden als het ware bedekt waardoor hij met een zuiver geweten tot God kan naderen. De man die het offer aan de Heer brengt wil dan ook in een goede/open relatie tot God staan.
Jezus maakt alleen duidelijk dat een goede relatie met God, nooit los staat van een goede relatie met je medemens. Want waarom bracht de man een offer? Juist vanuit de gedachte: God heeft iets tegen mij, want ik heb gezondigd. Je zou kunnen zeggen: het iets is de zonde die de mens heeft begaan tegen God. Maar terwijl hij wil gaan offeren herinnert hij zoals God iets tegen hem had vanwege zijn zonde, zo ook de broeder ook iets tegen hem heeft, iets wat hij zijn broeder heeft aangedaan.
Jezus zegt hier: houd je ook rekening met iets dat je je medemens hebt aangedaan? Hoe kan je met God in het reine willen komen, terwijl je dat niet wil met je medemens? Kom eerst in het reine met de medemens dan zal je ook in een open relatie met God kunnen leven.
Bij het andere voorbeeld wat Jezus geeft zien we dat twee mannen onderweg zijn. Onderweg naar de rechter. De oorzaak van het conflict, zoals dat ook tegenwoordig vaak is, is geld. Iemand staat bij een ander in het krijt en de ander eist zijn geld terug. Waarschijnlijk kan degene die het geld schuldig is niet betalen. Het resultaat is in ieder geval dat de schuldeiser de schuldenaar voor de rechter wil brengen. Hoe zouden wij het vinden als wij door iemand voor de rechter gedaagd zouden worden? Zouden er niet gevoelens van boosheid en misschien wel haat ontstaan, tegen degene die ons te pakken wil nemen? Zouden we niet alle contact met die persoon vermijden, en misschien niet het liefst nog wraak nemen vanwege wat hij ons heeft aangedaan?
Dat is alleen niet de houding die hoort bij het houden van de wet. Jezus zegt dan ook: “Weest vriendelijk tegen uw tegenpartij" (Mat.5:25). Jezus zegt dus iets heel radicaals: wees vriendelijk tegenover degene die er misschien voor gaat zorgen dat je aan de grond komt te zitten. Degene die er voor zorgt dat je geheel failliet gaat. Hierbij noemt hij dan een heel praktische reden, want Jezus zegt immers: anders zijn de gevolgen niet te overzien, je zult in de gevangenis geworpen worden, en daar blijven totdat je alles betaald hebt. Maar of deze vriendelijkheid het enige is wat Jezus bedoelt is alleen de vraag. Het lijkt meer op een soort tactiek, een gespeelde vriendelijkheid alleen maar om erger te voorkomen.
Wanneer je in de Griekse grondtekst kijkt naar het woord vriendelijk kom je alleen iets anders tegen. Eigenlijk staat er goed gezind, met een goede innerlijke gesteldheid. Goed gezind zijn, dat is ook iets wat zich van binnen in je afspeelt. Het is iets wat je hart raakt. Maar is het dan niet een onmogelijkheid, wat Jezus hier zegt: "wees goed gezind tegenover je tegenstander"? Weest goed gezind tegenover degene die jou bankroet wil maken? Misschien moeten we wel antwoorden met een voorzichtig "ja", dat is onmogelijk. Het gaat volkomen tegen ons gevoel in. Het is wel het laatste waar we als mens aan zouden denken.
En eigenlijk is dit niet alleen de conclusie die we moeten trekken bij het laatste voorbeeld van Jezus. Ook de andere dingen die Jezus genoemd heeft laten ons zien, dat we als mens totaal niet voldoen aan datgene wat God van ons vraagt. Het lijkt erop alsof Jezus een lat legt die veel te hoog is. Want wie zegt er nu nooit eens dwaas tegen zijn medemens. En wie heeft altijd zuivere relaties met zijn medemens zonder dat er een wolkje aan de lucht is?
Vraagt Jezus dan het onmogelijke van zijn leerlingen? En als het onmogelijk is om aan de eisen te voldoen, zullen we dan allemaal veroordeeld worden? We zouden deze conclusie kunnen trekken, en des te meer als we de woorden lezen waar Mattheus 5 mee eindigt: Gij zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is (Mat.5:48). Want wie durft er van zichzelf te zeggen dat hij volmaakt is? Aan de andere kant kan je zeggen: Als het echt onmogelijk is, dan zou Jezus het niet vragen. Jezus zegt niet voor niets: Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan (Mat.5:20).
God verlangt overvloeiende gerechtigheid, een gerechtigheid die verder gaat dan het uiterlijk. Een gerechtigheid die te maken heeft met de motieven waarom je dingen doet. We zitten dus met een dilemma: Aan de ene kant kunnen we als mens hier niet aan beantwoorden, aan de andere kant is het iets dat God van ons vraagt.
Toch geeft Jezus zelf aan in welke richting we moeten denken. Laten we zijn woorden nog eens lezen: Meent niet dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar Ik zeg u, Eer de hemel en aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied (Mat.5:17-18)
Jezus vervult de wet, en zoals we al gezien hebben, betekent dit in de eerste plaats: dat Hij de wet uitvoert, doet gebeuren, in vervulling doet gaan. Wanneer we in de Bijbel kijken naar het aardse leven van Jezus kunnen we dit ook zien. In zijn leven gehoorzaamde Jezus volkomen aan de wet van God. En Hij deed dat op een manier die ook de werkelijke bedoeling van de wet duidelijk maakte: Hij had God lief boven alles, en zijn naaste als zichzelf. Hij leefde uit liefde tot zijn medemens. Hij was het volmaakte beeld van de Vader. In alles wat Hij deed liet Hij zien wie de Vader was. Hij was volmaakt gelijk de hemelse Vader volmaakt is.
Hij vervulde de wet volkomen, en dat deed Hij voor ons. Wij die nooit en te nimmer vanuit ons menszijn aan de eisen van de wet kunnen voldoen. Hij voldeed eraan. Tot in het uiterste. Tot aan het kruis, waar hij ons doodvonnis van de wet droeg. Om met de woorden van Paulus te zeggen: door Zijn dood kocht Hij ons vrij van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden (zie Gal.3:13). Nee, ook al hebben wij niet voldaan aan de eisen die de wet stelt. We hoeven de vloek niet zelf te dragen. Maar toch blijft de wet als leefregel voor ons staan. Ook al veroordeelt God ons dan niet, Hij vraagt wel aan zijn kinderen dat zij Hem gehoorzamen, en waaruit bestaat deze gehoorzaamheid anders dan het leven naar zijn wil? Leven naar zijn geboden?
Hierbij kunnen we ons misschien de volgende vraag stellen: Als Jezus nu degene is voor wie het onmogelijke wèl mogelijk is, als Hij nu degene is die wèl in staat is de wet te vervullen, moeten dan ook wij niet bij Hèm in de leer gaan als wij de wet willen gehoorzamen?
Een mens die probeert te leven volgens de geboden van God, komt, als hij eerlijk is, tot de conclusie, dat hij het niet kan, zonder de hulp van Degene die zelf de wetten gegeven heeft. Juist omdat Jezus in volmaakte afhankelijkheid van de Vader leefde kon Hij de geboden vervullen. Als de Zoon deed Hij alles wat de Vader behaagde doordat de Vader door de Geest in Hem was en zijn werken in Hem deed. Ook wij mogen als kinderen van de Vader, achter Jezus aan, vragen of God door de Geest Zijn vernieuwend werk in ons wil doen. Zodat ook wij leren Hem te gehoorzamen. Jezus ging ons voor, Hij vervulde de wet. Wij mogen Hem volgen: niet in eigen kracht, maar in vertrouwen op Hem, die door zijn Geest in ons wil zijn.
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, 1951.