De vreze des Heren is het begin der kennis; de dwazen verachten wijsheid en tucht (Spreuken 1:7)
Er wordt onder gelovigen heel wat gediscussieerd. Deze discussies betreffen vaak leerstellingen vanuit Gods woord. Men heeft kennis opgedaan en men wil toch zeker dat deze kennis de ware kennis is. Want zo denkt men: “ik zou toch niet willen dat ik een verkeerde leer aanhang. Ik zou niet willen dat mijn kennis verkeerde kennis is”. Het is dan ook niet ondenkbaar dat aan veel discussies over leerstellingen een angst ten grondslag ligt. Angst op een dwaalweg van verkeerde kennis terecht te komen. Men verdedigt dan ook de eigen verworven kennis alsof het leven ervan afhangt. En misschien denkt men dat ook: “waar eindig ik als ik verkeerde kennis bezit?”
Soms wordt de ware kennis bijna als een middel tot verlossing of redding gezien. Immers als je redding van de ware kennis afhangt, dan is het die kennis die jou verlost. Soms wordt het ook zo gedacht of gezegd. “Je hoort alleen bij de gemeente, het lichaam van Christus als je in de ware leer gelooft”. Dus: opgepast voor alles wat daar van afwijkt!
Is kennis van Gods woord dan niet belangrijk? Ik zal de laatste zijn die dat zal ontkennen. Immers alles wat wij van God in Christus hebben ontvangen weten wij door de kennis van Gods woord die wij hebben gekregen.
Eén ding moeten we echter nooit vergeten. Aan onze kennis hoort de vreze des Heren ten grondslag te liggen (Spreuken 1:7). Met andere woorden: wij moeten niet bang zijn voor verkeerde kennis. We moeten bang zijn voor Hem om wie alles draait, onze Here. Angst voor God hebben? Nee, dat bedoel ik niet. De vreze des Heren heeft meer met respect en ontzag voor God dan met angst te maken.
Als je de vreze des Heren bezit heb je geen echte angst, maar wel een vrees dat je Hem niet zult gehoorzamen. Als je de Here vreest, dan heb je diep van binnen een afkeer van alles wat Hem oneer aandoet. Je wilt tot eer van Hem zijn bij alles wat je doet. En daaruit komt ook voort, dat je wilt dat jouw kennis tot zijn eer is. De kennis die voortvloeit uit de vreze des Heren zou ik dan graag willen omschrijven met een door mijzelf bedachte term: Gehoorzaamheidskennis.
Omdat je de Here vreest en omdat je wilt leven tot eer van Hem, daarom verlang je naar kennis. Je verlangt er naar Hem steeds beter te kennen. Je bidt dan ook samen met David: Leer mij, Here, uw weg, opdat ik in uw waarheid wandele; verenig mijn hart om uw naam te vrezen (Psalm 86:14). Om Gods weg te kunnen gaan, heb je kennis nodig. Kennis die je leert wat goed voor je is en wat niet. Daarom mag je bidden: “Here geef mij de ware kennis opdat ik uw weg ga.” Het gevolg van deze kennis is een wandel in waarheid en een vrees voor God.
Zijn we dan niet geheel het spoor bijster als we menen ruzie te moeten maken over wie er de ware kennis heeft? Is dit ruzie maken dan een wandel in waarheid? Getuigt dit van een vrees voor God? Je kan je afvragen of veel van onze verworven kennis wel bijdraagt aan een wandel in waarheid. Moeten we niet soms toegeven dat onze kennis ons opgeblazen maakt in plaats van gehoorzame kinderen van God? (zie 1 Kor. 8:1).
En waarom horen we tegenwoordig zo weinig over de vreze des Heren? De vreze des Heren die het begin der wijsheid is? Nee we zijn niet bang meer voor God, maar leven we nog wel met respect voor Hem? Of beschouwen we Hem (ik zeg het met eerbied) als ons maatje dat ons alleen nog maar goedkeurende schouderklopjes geeft?
Beseffen we nog dat wij alles in ons leven aan Hem te danken hebben? Dat Hij de Schepper is van alles wat er is, en dat alleen aan Hem alle eer toekomt? Nee, het leven draait niet om onszelf. De belangrijkste levensvraag van gelovigen zou niet moeten zijn: “Hoe kan God mij gelukkig maken”? Als gelovigen kunnen wij beter een ander vraag stellen: "Hoe kan ik leven tot eer en glorie van Hem?"
Daar dient de kennis voor: leven tot eer en glorie van Hem. Misschien kunnen we dan ook onze eigen verworven kennis wat relativeren.
Daarom houden ook wij sedert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God (Kol.1:9-10)
Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn, ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, 1951.