Het aanstotelijke van het kruis

Gepubliceerd op 7 maart 2022 om 13:04

Wat mij echter betreft, broeders, indien ik nog de besnijdenis predik, waarom word ik dan nog vervolgd? Dan is immers het aanstotelijke van het kruis van kracht beroofd. (Gal.5:11)

In  de bovenstaande tekst spreekt Paulus over het aanstotelijke van het kruis. Wat is dat? En waarom moet dat zo zijn? Je neemt ergens aanstoot aan als je je ergens aan ergert, irriteert. Er gebeurt iets, of er wordt iets gezegd en je kan het niet verdragen. Het ergert je. Het brengt je in verleiding om te reageren, boos te worden. Uit de bovenstaande tekst blijkt dat met name de juiste prediking van het kruis die ergernis oproept. Immers Paulus heeft het hier over de inhoud van zijn verkondiging.

In dezelfde brief schrijft Paulus, als hij naar het kruis verwijst: Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt. (Gal.3:13). Hij verwijst hiermee naar de wet van Mozes die zegt: Wanneer iemand een zonde begaat, waarop de doodstraf staat, en hij wordt ter dood gebracht en gij hangt hem aan een paal, dan zal zijn lijk gedurende de nacht niet aan de paal blijven, maar gij zult hem dezelfde dag nog begraven, want een gehangene is door God vervloekt en gij zult het land dat de Here, uw God, u als erfdeel geven zal niet verontreinigen. (Deut.21:22-23)

Terwijl wij als gelovigen misschien geneigd zijn om het kruis te zien als teken van zegen, of teken van overwinning, is de Bijbel er heel duidelijk over: het kruis is een teken van vloek. Het is een verschrikkelijke doodstraf die iemand ondergaat als straf voor zonde.  Waarom is dit zo aanstotelijk?

Zoals ik al schreef heeft dit te maken met de manier waarop het kruis gepredikt wordt. Het kruis is een aanstoot wanneer wij het prediken als de doodstraf die Jezus onderging in onze plaats. In onze plaats, dat wil zeggen: toen Hij aan het kruis hing, hoorden wij daar eigenlijk te hangen. Waarom? Omdat wij het verdienden. Omdat wij allen, om het met de woorden van Deuteronomium te zeggen, schuldig zijn aan zonde waarop de doodstraf staat en daarom horen te sterven aan een paal (Deut.21:22).

Het is ook niet voor niets dat het Griekse woord voor kruis ook vertaald kan worden met paal. Toen Jezus voor ons aan het kruis stierf was Hij letterlijk de aan een paal gehangene, door God vervloekt (Deut.21:23). En dat was Hij in onze plaats.

En dat kan nogal wat ergernis oproepen. Wat! Wil je nu zeggen dat ik, die altijd zo mijn best doe, en altijd het beste voor heb met iedereen, ik die nooit een vlieg kwaad doe, eigenlijk aan het kruis hoor te hangen? Hoe durf je me zo te beledigen!

Nee het is niet prettig als anderen je aanklagen. Toch is dat wel de Bijbelse boodschap. Ieder mens wordt aangeklaagd, en ieder mens verdient de doodstraf. Om het met de woorden van Paulus te zeggen: Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods (Rom.3:23).

Ja maar, wat heb ik dan misdaan? Ik doe toch zo mijn best? Maar dan mag je je afvragen: heb ik nog nooit opzettelijk gezondigd? Heb ik me nog nooit van God afgekeerd? Nog nooit bewust een gebod van God overtreden? Heb ik nooit gedacht: wat ik nu doe is eigenlijk niet goed? Of vinden we onszelf te goed voor het kruis en vinden we daarom de boodschap van het kruis een ergernis? We houden vast aan onze eigen goedheid! We geven ons tekort niet toe en stoten alles af wat ons goede zelfbeeld aantast. Toch leert de boodschap van het kruis ons: omdat wij schuldig zijn aan zonde die de dood verdient, daarom stierf Jezus aan het vloekhout.

Op die boodschap kan je op twee manieren reageren: - je aanvaardt de boodschap en je belijdt: inderdaad, ik hoor te sterven aan het kruis, ik ben zondig, een bewuste overtreder van Gods gebod. Er is niets in mij om trots op te zijn. Ja, dan is het evangelie van het kruis voor jou een weg ten leven.  – je kan echter ook anders reageren. Niemand komt aan mijn IK! Ik die altijd zo goed mijn best doe. Ik die iedere zondag in de kerk zit en mijn duit in de collectezak doe. Ik die voorop loop als het om goede doelen gaat. Wil je nu echt zeggen dat Jezus in mijn plaats de vloek moest dragen? Nee, dan is de boodschap van het kruis je niet ten leven maar ten dode. Immers de verlossing die je zo nodig hebt zeg je niet nodig te hebben.

Paulus omschrijft het als volgt: want wij zijn voor God een geur van Christus onder hen, die gered worden, en onder hen, die  verloren gaan; voor dezen een doodslucht ten dode, voor genen een levensgeur ten leven. En wie is tot zulk een taak bekwaam? (2 Kor.2:15-16).  De geur van Christus betreft hier de inhoud van Paulus` verkondiging, en dat was Jezus Christus en die gekruisigd.(1 Kor.2:2).

Een gekruisigde Christus, dat betekent: een aanstotelijke Christus. Een Christus die een einde maakt aan onze trots, onze eigen gerechtigheid.

De gelovigen waartegen Paulus spreekt neigden ernaar het aanstotelijke van het kruis weg te nemen. Nee, zo werd er gezegd, het kruis betekent helemaal niet het einde van jouw eigen ik. Je mag trots zijn! Je mag je laten besnijden en laten zien dat je wel in staat bent Gods wet te houden! Hoezo slecht? Je kunt het! Je mag wel in Jezus geloven, maar je moet er zelf ook iets voor doen!

Zo`n evangelie wil het bankroet van de mensheid niet toegeven. Het is het evangelie van genade + werken. Misschien een minder aanstotelijk evangelie, maar wel een afwijkend evangelie (Gal.1:9).

Het kruis van Christus maakt een einde aan onze zonde. Maar willen we ook toegeven dat dit nodig is? Willen we onze zonde belijden en zeggen: Ja Heer, het kruis waaraan u stierf, daar hoorde ik te sterven! Kunnen we zeggen: met Christus ben ik gekruisigd. Of gaan we die andere weg en ontkennen we dat we in zonde verloren zijn zonder Zijn verlossing?

Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot een leugenaar en zijn woord is  in ons niet. (1 Joh.1:9-10).

 

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, 1951.