Bethlehem, goud, wierook en mirre

Gepubliceerd op 26 december 2022 om 13:33

Toen zij de ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote vreugde. En zij gingen het huis binnen en zagen het kind met Maria, zijn moeder, en zij vielen neder en bewezen hem hulde. En zij ontsloten hun kostbaarheden en boden hem geschenken aan: goud en wierook en mirre (Mat.2:10-12)

Zoals wij allemaal waarschijnlijk zullen weten, is Jezus geboren in Bethlehem. Het kleine stadje in de provincie Judea, waarvan de profeet Micha al gezegd had dat daar de Messias geboren zou worden. Gij Bethlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid (Micha 5:2).

Bethlehem, in het Nederlands vertaald betekent het broodhuis, en de andere naam voor de plaats, Efrata, betekent vruchtbaarheid. Met andere woorden een plaats waar je brood en vruchtbaarheid kan vinden. Niet zomaar een brood, maar het brood des levens, zoals Jezus zichzelf noemt. Het brood dat je het leven van God geeft. Leven dat niet meer vernietigd kan worden. Zelfs niet door de dood. Want Jezus noemt zichzelf de opstanding en het leven. En wie in Hem gelooft zal leven, ook al is Hij gestorven.

Maar ook vruchtbaarheid, want Bethlehem is de plaats die figuurlijk gesproken de messias zou  baren. Zo voorspelt de profeet Micha het: in Bethlemen zal de heerser voor het volk Israël geboren worden. Een heerser wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid. met andere woorden: een goddelijke heerser. Het is de volmaakte koning die zal komen, waar koning David een afschaduwing van mocht zijn. Koning David die overigens ook in Bethlehem geboren was. Jezus wordt dan ook niet voor niets de Zoon van David ge­noemd. 

Wanneer de geestelijke leiders van het joodse volk dus aan de stad Bethlehem dachten, moeten ze onvermijdelijk gedacht hebben aan de grote koning, de Messias, de Zoon van David, die daar geboren zou worden. En dat blijkt ook wanneer koning Herodus het vraagt aan de overpriesters en de Schriftgeleer­den. Ze wisten het direct te antwoorden: Behtlehem, dat is de plaats waar de Christus geboren zal worden.(zie Mat.2:1-12, debijbel.nl)

Vreemd genoeg zie je hier alleen niet dat de overpriesters en Schriftgeleerden naar Bethlehem optrekken. Je zou toch verwachten dat zij die geestelijke leiders van Gods eigen volk  zijn, dat zij als geestelijke elite toch wel als eersten zouden weten dat de Messias geboren was? Dat God het toch wel het eerst aan hèn bekend zou maken? En dat zij toch wel als eersten naar Bethlehem zouden optrekken? Want zij waren het toch die in de Schrift gestudeerd hadden? Zij waren het toch die nauwgezet de wetten van God onderhielden en die hard hun best deden om goed voor God te leven?

Maar God blijkt anders te werken. Niet zoals wij mensen zouden verwachten. Hij maakt zich bekend aan hen aan wie wij misschien wel het laatst gedacht zouden hebben. Aan wijzen uit het oosten. Voor wijzen staat letterlijk: Magiërs. Het zijn sterrenwichelaars. Zij die dat deden wat God aan zijn volk uitdrukkelijk had verboden: de toekomst voorspellen aan de hand van de sterren. En hier kwam dan nog bij dat zij uit het oosten kwamen. Misschien wel uit Babylonië. Het land dat bekend was om zijn sterrenwichelarij en waar zelfs sterren als goden vereerd werden. Het land waar het volk vele jaren in Ballingschap was geweest en waar de profeet Daniël al kennis had gemaakt met de bezweer­ders die in dienst waren van de koning van Babel.    

We zien hier al gelijk aan het begin, bij de geboorte van Jezus  voor wie Hij gekomen is. Niet in de eerste plaats voor hen die altijd al dicht bij God leefden en Hem al vereerden in de tempel. De overpriesters en de Schriftgeleerden. Nee, Hij komt juist voor hen die vèr van hem af staan. Voor heidense volkeren, die nog bezig zijn met sterrrenwichelarij. Mensen die ook wij in onze tijd alles behalve zouden willen associëren met ons christelijke geloof. Want ook in onze tijd vinden we de magiërs terug. Niet alleen in verre streken zoals de medicijnmannen of geestenbezweerders in afgelegen stammen in Afrika. Maar ook hier in onze moderne westerse maatschappij vinden wij nog altijd astrologen bij de vleet, en is er opnieuw een grote interesse voor mensen die pretenderen bovennatuurlijke, occulte krachten te bezitten. Juist daarom heeft deze geschiedenis van de wijzen uit het oosten ook ons, vandaag nog veel te zeggen.

In de eerste plaats worden we getroffen door de grote paradox die in deze geschiedenis schuilt. Want, hoewel de profeet Micha zegt dat Bethlehem Efrata klein is onder der geslachten van Juda, komt uit haar voort Hij die de grootste is van alles wat bestaat. Groter dan alle afgoderijen en toverijen waardoor de wereld beheerst wordt. Groter dan alle toekomstvoorspellers bij elkaar. Want zelfs de sterren, die zij gebruiken om een blik in de toekomst te slaan, zelfs de sterren moeten zich schikken naar de geboorte van de Zoon van God. De heidense goden uit het oosten moeten buigen voor de God van Israël, voor Jezus.

De sterren waar op andere momenten astrologie mee bedreven werd, zijn nu in instrument in de hand van God, om de volkeren te leiden naar zijn Zoon, naar Jezus Christus. Niet alleen maar om te laten zien dat Hij toch groter is, of dat Hij toch machti­ger is. Want de plek waarheen de magiërs geleid worden is Bethlehem Efrata. Broodhuis en vruchtbaarheid.

Daar op die plek vinden zij het levende brood waar zij misschien wel hun leven lang al tastend in het donker naar gezocht hebben. Zij hadden al een lange reis achter de rug, want ze kwamen uit het oosten, en waren misschien wel hongerig. Maar bij hem vinden ze verzadiging. Niet letterlijk, maar geestelijk. Ze verheugen zich met zeer grote vreugde als ze zijn ster zien, en ze aanbid­den Hem, want ze beseffen wie Hij is. En dàt ze dit beseffen blijkt ook uit wat ze Hem aanbieden. Goud, wierook en mirre. Drie voor die tijd zeer kostbare geschenken die tegelijk een betekenis hebben.

Aangezien de koningshuizen door de eeuwen heen gebruik maakten van goud; bijvoorbeeld de gouden kronen en tronen, bekers en bokalen enzovoorts, was goud in de eerste plaats een gepast geschenk voor een koning. Met dit geschenk zeggen de magiërs dan ook dat ze Jezus erkennen als koning. Maar hun erkenning van Jezus gaat verder: want ze schenken hem ook wierook. Het wierook wat het symbool is voor lofprijzing, aanbidding en gebed. Met andere woorden: ze erkennen Hem ook als God. En hierbij is Hij voor hen niet alleen maar de God van Israël. Door hun gebed en aanbidding erkennen zij Hem ook als hùn God. De God van alle mensen en alle volken.

En tot slot schenken ze Hem het kostbare mirre. De mirre wordt in het boek Exodus vermeld als een belangrijke bestanddeel voor de olie waarmee de mensen die tot het priesterambt in de tabernakel geroepen waren, gezalfd werden. Mensen die  tussen God en de mensen bemiddelden, verzoening deden over de zonden, door de offers die zij brachten.  Die daardoor tegelijker­tijd  een afschaduwing waren van de grote Hogepriester die het grote offer bracht. De ware mens die door zijn dood ons bij God bracht. En die naar joodse gewoonte ook in zijn dood, in windels met mirre gewikkeld werd. Met de mirre geven de wijzen dan ook uitdrukking aan hoeveel hij voor hen waard was als mens. Een mens die zou sterven, om in zijn bemiddelende taak als priester hen bij God te brengen.

De geschiedenis van de wijzen uit het oosten zou ik in deze overdenking een alternatieve titel willen meegeven, waardoor ook wij als hedendaagse gelovigen worden aangesproken. Het is de titel: roeping en antwoord.

God roept mensen om bij Hem te komen. Mensen van wie wij  het misschien niet zouden verwachten. In het verhaal zijn het de toekomstvoorspellende astrologen uit het oosten. Mensen die helemaal niet hoorden bij het uitverkoren volk, en die juist dàt deden wat God aan zijn volk verboden had namelijk waarzeggen.

En dan niet te vergeten de manier waarop hij hen roept. Niet door een goddelij­ke engel of door de Heilige Schrift. Maar God gebruikt een manier die hele­maal bij hun eigen leefwereld past. Hij gebruikt een ster, die verschijnt in hun gezichtveld, terwijl ze bezig zijn met hun sterrenwichelarij.

Want Hij roept mensen uit de volkeren. Ook al dienen ze nog de andere goden, en ook al leven ze niet naar zijn wetten. Hij wil dat ze bij Hem komen. Iets waar ook wij als gelovigen het één en ander van kunnen leren. Want lopen wij niet soms het gevaar om te denken dat God alleen maar kan spreken tot zijn eigen christelij­ke kerk? Of dat Hij alleen maar kan spreken tot hen die in het bezit zijn van een Bijbel? En hebben wij daarbij dan niet het gevoel dat wij daarin  toch wel een heel  bevoorrechte positie hebben?  Zoals de overpriesters en de schrift­geleerden die toch maar goed wisten dat Jezus in Bethlehem geboren zou worden.

We vergeten dan alleen dat God nog altijd de God van alle volken is. Of zij nu wonen in een afgelegen hindoedorp in India, of in een afgelegen dorp in Afrika waar men nog altijd siddert voor de geesten of misschien wel hier in het westen, waar al velen de kerk de rug hebben toegekeerd en waar mensen steeds meer interesse tonen in alternatieve oosterse religies en sekten. Maar God blijft de God die zijn mensheid niet uit het oog verloren is, en Hij roept mensen om bij Jezus te komen. Om levend brood in het broodhuis te vinden. Misschien wel op een andere manier dan wij zouden verwachten. Manieren die wij voor onmogelijk houden. Zoals de schriftgeleerden den overpriesters  de ster van Bethlehem  misschien ook wel voor onmogelijk hielden. Want met heidendom, daar bemoeit God zich toch niet mee?

Maar God doet het wel. En het is juist vanwege die bemoeienis van God met de volken dat ook wij gelovigen uit de volkeren Hem toebehoren. Want ook wij werden geroepen door de ster. Geroepen om te komen naar Bethlehem, het broodhuis, om daar te eten van het levende brood, van Jezus Christus, en voor altijd verzadigd te worden.

Maar de geshiedenis blijft niet beperkt tot het roepen van God. We zien dat er ook antwoord wordt gegeven. Want de wijzen blijven niet in het oosten. Ze gaan op weg naar de God die hen roept. Op weg naar Bethlehem om antwoord te geven op de roepstem. Een antwoord dat ze geven door middel van de geschenken die ze het kind aanbieden. Want door die geschenken erkennen ze Hem als hun koning, als hun God, en als hun middelaar. De koning die het voor het zeggen heeft in hun leven. De God die zij gaan aanbidden, en de middelaar die hun schuld verzoent.

Ook wij die persoonlijk geroepen werden om bij Jezus Christus te komen, mogen hier onze les uit trekken. Ook wij mogen leren om antwoord te geven op de roepstem. 

In de eerste plaats betekent dit antwoord, dat wij Hem erkennen  als koning. En wanneer Hij de koning is, dan betekent dit dat wij, zijn onderdanen zijn. Aan Hem onderworpen. De gemeente, het Lichaam van Christus wordt ten diepste dan ook niet door een mens bestuurd. Maar door de koning, Jezus Christus. En dit betekent dan ook dat onze eigen menselijke belangen of onze stokpaardjes of onze gevoeligheden het niet voor het zeggen mogen hebben. Want waar Christus koning is, daar heerst de liefde. De liefde die aaneensmeedt. De liefde die het belang van de naaste dient. De liefde die vrede geeft. Je onderwerpen aan de koning Jezus, betekent dan ook: je onderwerpen aan de liefde.

Maar Hij is niet alleen koning. Hij is ook God. Je mag Hem aanbidden. Jouw wierook aanbieden. Hem eren. Uitdrukking geven aan je liefde tot Hem. Onze bijeenkomsten in de kerk die we bezoeken zijn dan ook niet simpelweg samenkomsten. Nee, het zijn erediensten. Met elkaar geven we er in onze gebeden, en in ons zingen, door onze woorden uitdrukking aan, dat we Hem liefhebben. We vereren Hem. Want ook als onze God staat Hij boven ons.

Maar onze God is ook mens geworden. Dichtbij gekomen. Naast ons komen staan. En daarom schenken we Hem onze mirre. Wij mogen in ons hart erkennen Hij onze middelaar is. Omdat Hij alles wat tussen ons en God instond, heeft weggedaan, door Zijn verzoenend sterven. Alles wat ons geweten bezwaarde, mogen wij bij Hem brengen. Omdat Hij voor ons stierf. Zijn dood die ons reinigt van alle schuld.

Maar dit geldt niet alleen voor ons, wij die nu in Hem geloven. Het geldt ook voor hen die nu nog veraf staan. Voor de wijzen uit het oosten. Want voor hen laat God zijn ster schijnen. Om hen te doen optrekken. Zijn roepstem waarop zij antwoord mogen geven.  Een roepstem die nog altijd overal klinkt. Niet alleen voor hen die buiten staan. Maar ook voor ons binnen, wij die geloven. Mogen wij dan ook leren om antwoord te geven op die stem. En aan Jezus Christus ons goud, onze wierook en onze mirre aanbieden.

Laten wij dan door Hem Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die zijn naam belijden (Hebr.13:15)

 

Voetnoot: Alle Bijbelteksten in deze overdenking zijn ontleend aan: Vertaling 1951 in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies , © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap,  1951.